K3 Vocabulary Chapter 5+6

Vertaal naar het Engels: uitleg
A
explanation
B
explenetion
C
outlay
D
outleg
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vertaal naar het Engels: uitleg
A
explanation
B
explenetion
C
outlay
D
outleg

Slide 1 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: current
A
krant
B
stroming
C
concurent
D
tuin

Slide 2 - Quizvraag

Is dit woord goed geschreven: aparantly
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: overtuigen
A
overtuig
B
impress
C
overcome
D
persuade

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: rubbish
A
rotzooi
B
steentje
C
wrijven
D
langzaam

Slide 5 - Quizvraag


Welk woord past in de zin: In summer I always wear ..... when I go to the beach
A
flop-flips
B
flippers
C
flip-flops
D
flips-flops

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: binnenland
A
innerland
B
outback
C
abroad
D
outland

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: verantwoordelijkheid
A
responsebilety
B
risponsibility
C
responsibility
D
risponsebilety

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord past in de zin: His father wanted to leave everything and .... forever
A
work
B
speak
C
go
D
disappear

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: poacher
A
stroper
B
poker
C
pakker
D
jager

Slide 10 - Quizvraag

Is het woord goed geschreven?: endangerd
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord past in de zin: His .... is to become the best player in the world
A
aim
B
love
C
beard
D
sale

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: volunteer
A
volledig
B
vrijwilliger
C
makkelijk
D
vast

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van: deelnemen
A
partaike
B
particepate
C
perticipate
D
participate

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: toestand

Slide 15 - Open vraag

Geef de vertaling van: wrap

Slide 16 - Open vraag

Is het volgende woord goed geschreven: conditions
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Geef de vertaling van: environment

Slide 18 - Open vraag

Welk woord past in de zin: He had a lot of .... and jumped into the river
A
courage
B
cuorage
C
fear
D
food

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: population
A
poppen
B
popjes
C
bewonen
D
bevolking

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: honour
A
uur
B
heer
C
eer
D
mogelijk

Slide 21 - Quizvraag

Vertaal: coastline

Slide 22 - Open vraag

Vertaal: geschikt

Slide 23 - Open vraag