1. Zo maak je het imperfectum. Maak de stam en zet achter de stam te(n) of de(n).
2. Wanneer schrijf je te(n) en wanneer schrijf je de(n)?
3. Zit de laatste medeklinker van de stam in s o f t k e t c h u p + x?
Ja? Je schrijft stam + te(n) Nee? Je schrijft stam + de(n)
- Ik, jij, u, hij, zij werkte speelde
- Wij, jullie, zij werkten speelden