quiz mechanica

Quiz Mechanica
havo 5 natuurkunde
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz Mechanica
havo 5 natuurkunde

Slide 1 - Tekstslide

Quiz 1

Slide 2 - Tekstslide

Bij een eenparige beweging is
A
versnelling constant
B
snelheid constant
C
versnelling nul
D
snelheid nul

Slide 3 - Quizvraag

Het (v,t)-diagram van een eenparige beweging is
A
rechte stijgende of dalende lijn
B
parabool
C
horizontale lijn
D
rechte of dalende lijn door de oorsprong

Slide 4 - Quizvraag

De momentane snelheid kan uit een (s,t)-diagram worden bepaald door
A
oppervlak onder grafiek
B
v=ΔtΔs
C
v=at
D
helling van de raaklijn

Slide 5 - Quizvraag

De gemiddelde snelheid kan uit een (s,t)-diagram worden bepaald door
A
oppervlak onder grafiek
B
v=ΔtΔs
C
v=at
D
helling van de raaklijn

Slide 6 - Quizvraag

Voor een willekeurige beweging geldt
A
s=vt
B
s=vgemt
C
s=21at2
D
geen van allen

Slide 7 - Quizvraag

de afgelegde weg kan uit een (v,t)-diagram bepaald worden door
A
helling van de raaklijn
B
s=vt
C
oppervlakte onder de grafiek
D
s=vgemt

Slide 8 - Quizvraag

Quiz 2

Slide 9 - Tekstslide

De tweede wet van Newton luidt:
A
Fres=ma
B
Actie = - Reactie
C
Als F_res = 0 dan is v = constant
D
Energie gaat nooit verloren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is bij hefbomen de definitie van de "arm"
A
de afstand van het draaipunt tot het aangrijpingspunt van de kracht
B
de afstand van het draaipunt tot het uiteinde van de kracht
C
de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht
D
de afstand tussen beide krachten die in evenwicht zijn

Slide 11 - Quizvraag

Stel:
dan is:
r1=2r2
A
F1=2F2
B
F1=F2
C
F2=2F1
D
er is meer informatie nodig

Slide 12 - Quizvraag

Bij een "vrije val" geldt:
A
Snelheid is constant
B
Versnelling is constant
C
Fres=0
D
Wrijving = 0

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de volgende signaalwoorden geven aan dat
Fres=0
A
snelheid is constant
B
voorwerp staat op het punt te gaan bewegen
C
snelheid is maximaal
D
voorwerp hangt stil

Slide 14 - Quizvraag

Als je twee keer zo hard fietst, wordt de luchtwrijvingskracht...
A
2x zo groot
B
3x zo groot
C
blijft gelijk
D
4x zo groot

Slide 15 - Quizvraag

Een fietser fietst met een constante snelheid van 20 km/h. Hij levert een nuttig vermogen van 555 W. Bereken de totale wrijvingskracht
A
0,10 kN
B
11 kN
C
28 N
D
3,1 kN

Slide 16 - Quizvraag