3V révision bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

C’est une série intéressante.
Vul aan: een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ..
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Elle parle lentement.
Vul aan: een bijwoord zegt iets over een ...
A
werkwoord
B
persoon

Slide 3 - Quizvraag

Leerdoel
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord (deel 1)  gebruiken.
  • Ik kan het bijwoord (deel 2) gebruiiken.

Slide 4 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de voorbeeldzinnen:

C’est un film intéressant.
C’est une série intéressante.
Ce sont des films intéressants.
Ce sont des séries intéressantes.

Slide 5 - Tekstslide

Vul de regel aan:
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan het ... aan.
A
zelfstandig naamwoord
B
lijdend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Kijk naar de voorbeeldzinnen:

C’est un film intéressant.
C’est une série intéressante.
Ce sont des films intéressants.
Ce sont des séries intéressantes.

Slide 7 - Tekstslide

Kies de juiste optie.
A
Une robe rouge.
B
Une robe rougee.

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
A
Deux hommes françaiss.
B
Deux hommes français.

Slide 9 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord
 Het bijvoeglijk naamwoord krijgt geen extra:

-e als het mannelijk enkelvoud al eindigt op een –e
-s als het mannelijk enkelvoud al eindigt op een –s


Slide 10 - Tekstslide

Vul aan: normaal gesproken staat het bijvoeglijk naamwoord in het Frans ... het zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Open vraag

Deze staan ervóór!

Slide 12 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Onregelmatige vrouwelijke vormen:

 J’ai un bon avocat. J’ai une bonne note. n -->  nne(s)
 Un garçon heureux. Une fille heureuse. eux --> euse(s)
 Un garçon sportif. Une fille sportive. f --> ve(s)
 Il est fier. Elle est fière. er--> ère(s)
 

Slide 13 - Tekstslide

Andere onregelmatige vrouwelijk vormen

Slide 14 - Tekstslide

nouveau, vieux & beau zijn helemaal onregelmatig!

Slide 15 - Tekstslide

Kies de juiste optie.
C'est un ... . (goede film)
A
bon film
B
film bon

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
Léa et Julie sont des ... . (aardige meisjes)
A
filles gentils
B
filles gentilles

Slide 17 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
Mon père a une ... (oude auto).
A
vieux voiture
B
vieille voiture

Slide 18 - Quizvraag

Vul aan.
C'est un ... . (mooie jongen)

Slide 19 - Open vraag

Vul aan.
J'ai vu deux ... . (interessante series - série)

Slide 20 - Open vraag

Vul aan.
Je porte une ... (blauwe spijkerbroek).

Slide 21 - Open vraag

Het bijwoord
Elle parle lentement.

Het bijwoord zegt iets over een werkwoord.

Slide 22 - Tekstslide

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker, maak je het bijwoord door er ... achter te zetten
A
ment
B
mon

Slide 23 - Quizvraag

Maak het bijwoord van het woord achter de zin. Elle a ... appris le français (facile).

Slide 24 - Open vraag

Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker, maak je het bijwoord door het eerst .. te maken.
A
vrouwelijk
B
meervoud

Slide 25 - Quizvraag

Het bijwoord
vrai -->  vraiment
wanneer het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker: voeg –ment toe

heureux --> heureuse --> heureusement
 wanneer het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker: maak het vrouwelijk en voeg daarna –ment toe

Slide 26 - Tekstslide

Onregelmatige vormen!

Slide 27 - Tekstslide

Kies de juiste optie.
... il n'a pas gagné le prix. (malheureux)
A
malheureuxment
B
malheureusement

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
Il faut ... apprendre tes devoirs (beter).
A
mieux
B
meilleurement

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste optie.
Elle a parle ... avec son prof (lang).
A
longuement
B
longtemps

Slide 30 - Quizvraag

Vul aan.
Il a parlé top ... . (lent)

Slide 31 - Open vraag

Vul aan.
Je ne peux pas faire ... (autre)

Slide 32 - Open vraag

Vul aan.
Tu as ... appris pour le test (mauvais)?

Slide 33 - Open vraag

Leerdoel
  • Ik kan het bijvoeglijk naamwoord (deel 1)  gebruiken.
  • Ik kan het bijwoord (deel 2) gebruiiken.
Des questions? 

Slide 34 - Tekstslide