Adjectif et Adverbe

Adjectif et adverbe
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Adjectif et adverbe

Slide 1 - Tekstslide

0 Ik kan benoemen wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
0 Ik kan het bijwoord op -ment vormen.
0 Ik kan in een zin bepalen of er een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord komt.

Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Even checken ..

Slide 3 - Tekstslide


Lotte est une fille ....
A
sportif
B
sportife
C
sportiv
D
sportive

Slide 4 - Quizvraag


Lupin est ....
A
un français série
B
une française série
C
une série française
D
une série française

Slide 5 - Quizvraag


Geef de vrouwelijke vorm van:
beau

Slide 6 - Open vraag


Geef de vrouwelijke vorm van:
premier

Slide 7 - Open vraag


Vertaal: Wij hebben twee grote rode auto's. 

Slide 8 - Open vraag

L'adverbe (het bijwoord)
                .. zegt iets over een





werkwoord

bijvoeglijk naamwoord
ander bijwoord

Slide 9 - Tekstslide

L'adjectif (bijvoeglijk naamwoord): zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 
Un bon footballeur
Une fille sympathique

Slide 10 - Tekstslide



Werkwoord: Il joue bien 

Bijvoeglijk naamwoord
Il est un très bon joueur

Ander bijwoord
Il joue vraiment bien
Tekst

Slide 11 - Tekstslide


 "Ajax est un BON club"
"Bon" is een ..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 12 - Quizvraag

"Juventus est un TRÈS bon club"
"Très" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 13 - Quizvraag

Simon est un grand fan d'Ajax. "Grand" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 14 - Quizvraag

Il parle rarement de Feyenoord. "Rarement" is een..
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 15 - Quizvraag

Waar zegt een bijwoord iets over:
A
hele zin, werkwoord en zelfstandig naamwoord
B
hele zin, werkwoord, ander bijwoord en bijvoeglijk naamwoord.
C
lidwoord, onderwerp en ander bijwoord.
D
persoonlijk voornaamwoord en werkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet je doen om een bijwoord te maken van een bijvoeglijk naamwoord dat op een klinker eindigt?
A
-ment erachter
B
eerst vrouwelijk maken, dan -ment erachter

Slide 17 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord op -ANT wordt een bijwoord op: ...
(exemple: méchant)
A
-emment
B
-amment
C
-ment
D
dit is al een bijwoord

Slide 18 - Quizvraag

Vorming 
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord al op een klinker (a, e, i, o, u), dan plak je “ment” erachter om er een bijwoord van te maken:

absoluut = absolu > absolument
verschrikkelijk = terrible > terriblement
echt = vrai > vraiment

Slide 19 - Tekstslide

Vorming 
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord niet op een klinker, maar op een medeklinker:

1. Maak het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk: seul > seule, heureux > heureuse

2. Plak er dan + ment achter : seulement, heureusement


Slide 20 - Tekstslide

Vorming 
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord zelf al op –ent of –ant? 

Dan verander je die uitgangen in –emment / -amment om er een bijwoord van te maken: 

patient > patiemment


Slide 21 - Tekstslide

Maak van "autre" een bijwoord.
A
autre
B
autrment
C
autrement
D
autremant

Slide 22 - Quizvraag

Maak van "long" een bijwoord.
A
longue
B
longuement
C
longement
D
longtemps

Slide 23 - Quizvraag

Maak het bijwoord van
vrai
A
vraiement
B
vraiment

Slide 24 - Quizvraag

Maak het bijwoord van
seul
A
seulment
B
seulsment
C
seulement
D
seulesment

Slide 25 - Quizvraag

Maak het bijwoord van:
bon
A
bonment
B
bien
C
bonnement
D
abonnement

Slide 26 - Quizvraag

Maak van 'sportif' een bijwoord
A
sportifement
B
sportivement

Slide 27 - Quizvraag

Maak van 'heureux' een bijwoord
A
heureuxement
B
heureusement

Slide 28 - Quizvraag

Parfois, madame Kerstens parle
(rapide) de Feyenoord
A
rapide
B
rapidee
C
rapidement
D
rapidemment

Slide 29 - Quizvraag

Madame Dupont est un fan .....
(passionné) de Taylor Swift.
A
passionné
B
passionnée
C
passionnément
D
passionnemment

Slide 30 - Quizvraag

Attention! (1)
Een bijwoord kan niet iets zeggen over een koppelwerkwoord:
     zijn (être)               worden (devenir)
  blijven (rester)     lijken (paraître)

Met deze werkwoorden gebruik je altijd een bijvoeglijk nw:
Je suis heureux      Elle devient célèbre
     Il reste calme          Vous paraissez calmes

Slide 31 - Tekstslide

Wel of geen bijwoord?

Je suis ..
A
calme
B
calmement

Slide 32 - Quizvraag

Wel of geen bijwoord?

Elle parle ..
A
doux
B
doucement

Slide 33 - Quizvraag

Remplis / Vul in:
Kies en kijk goed of het een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord is.
_________ , j'ai rempli le formulaire pour participer à ce cours au dernier moment.
A
Heureux
B
Heureusement

Slide 34 - Quizvraag

Remplis / Vul in:
Kies en kijk goed of het een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord is.
J'ai ____________ réfléchit à ce qu'il m'a dit.
A
sérieusement
B
sérieuse
C
sérieux
D
sérieuxement

Slide 35 - Quizvraag

Remplis / Vul in:
Kies en kijk goed of het een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord is.
Nous avons fait un ______________ voyage.
A
longue
B
longue
C
longuement
D
longment

Slide 36 - Quizvraag

Remplis / Vul in:
Kies en kijk goed of het een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord is.
Notre prof d'anglais est un très ____________ prof.
A
bon
B
bien

Slide 37 - Quizvraag

VOOR DE LIEFHEBBER (EXTRA)
Er zijn vaste uitdrukkingen waarin je geen bijwoord gebruikt:
coûter cher (veel kosten)                   peser lourd (zwaar wegen)
sentir bon/mauvais (goed/slecht ruiken)
travailler dur (hard werken)              crier fort (hard schreeuwen)
parler fort/bas (hard/zacht praten)
chanter faux (vals zingen)




Slide 38 - Tekstslide

Wel of geen bijwoord?

La robe coûte ..
A
chère
B
chèrement

Slide 39 - Quizvraag

Wel of geen bijwoord?

La robe est très ...
A
chère
B
chèrement

Slide 40 - Quizvraag

Wel of geen bijwoord?

Elle travaille ..
A
dur
B
durement

Slide 41 - Quizvraag

Meer oefenen?
- BoÎte à Gram: adjectif (bijwoord)
- BoÎte à Gram: l'adjectif qualificatif (bijv. nw)
- Grandes Lignes, chapitre 2, Grammaire A over het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. 

Slide 42 - Tekstslide