In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Doel:
herhaling Engelse werkwoordstijden
het kunnen toepassen van deze tijden in een Engelse zin.
Tegenwoordige tijd.
Vorm werkwoord: Hele werkwoord of shit rule (he/she/it > ww +s)
He walks to school every day.
Gebruik: feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen.
Tegenwoordige tijd in duurvorm.
Vorm werkwoord: am/are/is + (ww+ing)
He is reading a book at the moment.
Gebruik: als iets nu aan de gang is.Now, right now, at the moment.
Verleden tijdVorm werkwoord: regelmatige ww + ed > workedonregelmatig ww > 2e vorm > go - went
The weather was terrible yesterday.They went to the cinema last Saturday.
Gebruik: om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen. De actie loopt niet door in de tegenwoordige tijd!
Verklikwoorden: yesterday, last year, in 2010, an hour ago, etcetera.
Verleden tijdVorm werkwoord: was/were + (ww+ing)
I was watching TV series all night.It was raining last week.
Gebruik: om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
Voltooid tegenwoordige tijdVorm werkwoord: have/has + voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord > 2 manieren.regelmatig ww > + ed onregelmatig ww > 3e vorm
Farah has known him for five years.I'm tired; I haven't slept well.
Gebruik: iets is in het verleden begonnen en loopt nu nog door. Je merkt het resultaat van een gebeurtenis uit het verleden.Ervaringen tot nu toe.
Verklikwoorden:since, for, always, ever, never, how long, often, sometimes, already, yet, before, recently, lately.
Als deze woorden in de zin staan, dan kun je de present perfect gebruiken. Dubbelcheck of het dan klopt!
Voltooid verleden tijd
Vorm werkwoord: had + voltooid deelwoord.
Voltooid deelwoord maken? > zie present perfect.
When he arrived at the party Sarah had already left.