H2.2 Zuivere stoffen en mengsels

H 2.2 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H 2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling 2.1  
Uitleg paragraaf 2.2    
Zelfstandig werken     
Afsluiting/Vragen 2.2 

Slide 2 - Tekstslide

Noem 1 stofeigenschap

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels. 
  2. Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan. 
  3. Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden. 
  4. Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren. 
  5. Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)

Slide 4 - Tekstslide

Mengsel
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels. Dat zie je meteen als je kijkt op de verpakking van een voedingsmiddel of een medicijn. Daarop staat een lijst met de verschillende stoffen die in het product zitten. Die stoffen noem je ingrediënten.

Slide 5 - Tekstslide

Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen. Een voorbeeld van een zuivere stof is kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd 

Slide 6 - Tekstslide

Natuurwetenschappers zijn na veel onderzoek tot de conclusie gekomen dat stoffen bestaan uit heel kleine deeltjes. Deze deeltjes worden moleculen genoemd. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen: zuiver water bestaat alleen uit watermoleculen, zuivere suiker alleen uit suikermoleculen, zuivere alcohol alleen uit alcoholmoleculen. Een mengsel bestaat uit verschillende soorten moleculen.

Slide 7 - Tekstslide

1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen. 

Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de moleculen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende moleculen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molecuul suiker, het andere molecuul is water.

Slide 8 - Tekstslide

1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Als er heel veel moleculen samen zitten, pas dan noemen we het 'een stof'.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oplossingen
Als je suiker in een glas heet water doet en even roert, zie je dat de suikerkorreltjes verdwijnen. Je zegt dat de suiker oplost in het water. Het mengsel dat je zo krijgt, noem je een oplossing. Water is hierbij het oplosmiddel, suiker de opgeloste stof. De suiker is niet echt verdwenen. Dat merk je als je het water proeft: het smaakt nu zoet.

Slide 11 - Tekstslide

1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt een mengsel dus scheiden. 
Vaak doe je dat om een zuivere stof over te houden.

Slide 12 - Tekstslide

Filtreren:

- Op basis van deeltjes grootte.
- Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier

Slide 13 - Tekstslide

Extraheren: 

- Op basis van oplosbaarheid. 

Slide 14 - Tekstslide

Extraheren

- Op basis van oplosbaarheid.

Slide 15 - Tekstslide

Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen, zoals vetten en oliën, lossen niet op in water. Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig, bijvoorbeeld alcohol of wasbenzine. Je kunt alcohol gebruiken om voorwerpen vetvrij te maken. Het vet op het voorwerp lost op in de alcohol, waarna je de alcohol kunt opvegen met een doek.

Slide 16 - Tekstslide

Alcohol als oplosmiddel

Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten maken
  • Wat: lees  en maak opgaven 1 t/m 7 van H 1.2 op blz. 25 .   
  • Hoe: helemaal stil!      
  • Hulp: docent   
  • Tijd:  20 minuten lang     
  • Huiswerk: opdrachten 1t/m 7 van paragraaf H1.2 online 
  • Klaar?: opg 8.

Rood=stil, geen vragen. Oranje= stil, vragen docent. Groen= fluisteren

Slide 18 - Tekstslide

Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu

Slide 19 - Quizvraag

Als je een suspensie filtreert,
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over

Slide 20 - Quizvraag

De gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij

Slide 21 - Quizvraag