Schrijf achter het nummer, twee gevarensymbolen wat ze betekenen.
Slide 4 - Open vraag
Op verpakkingen met gevaarlijke stoffen staan vaak pictogrammen om het soort gevaar aan te geven. Geef de betekenis van dit pictogram.
Slide 5 - Open vraag
IJs heeft een vaste vorm. Waterdamp heeft geen vaste vorm.
Geef met behulp van het deeltjesmodel hiervoor een verklaring.
Slide 6 - Open vraag
Leg uit met het deeltjesmodel hoe het komt: dat je snel overal in het lokaal kunt ruiken dat er een gaskraan openstaat.
Slide 7 - Open vraag
Wat zijn de 4 kenmerken van het deeltjesmodel?
timer
5:00
Slide 8 - Open vraag
Leerdoelen:
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)
Slide 9 - Tekstslide
Zuivere stof
Soms is een stof in huis een zuivere stof.
Voorbeelden: suiker en zout
Slide 10 - Tekstslide
Mengsel
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.
Slide 11 - Tekstslide
Moleculen
Elke stof bestaat uit heel kleine bouwsteentjes: moleculen.
De stof water bestaat dus uit watermoleculen.
Eén watermolecuul heeft een doorsnede van ongeveer:
0,000 000 000 15 meter
dat betekent dat je ongeveer 7 000 000 000 watermoleculen op een rij kunt leggen in 1 meter!
dat is bijna net zoveel moleculen als er mensen op de wereld zijn!
Slide 12 - Tekstslide
Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen.
Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.
Slide 13 - Tekstslide
Zuivere stoffen en mengsels
Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen.
Een mengsel bestaat uit twee of meer soorten moleculen
Slide 14 - Tekstslide
mengsel:
meerdere soorten moleculen
zuivere stof:
één soort moleculen
Slide 15 - Tekstslide
We kennen drie soorten mengsels:
Oplossing
is helder
kan een kleur hebben
bestaat uit oplosmiddel
en opgeloste stof
Suspensie
is troebel
is wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en vaste stof
Emulsie
is troebel
is kleurloos, wit of gekleurd
bestaat uit vloeistof
en andere vloeistof
Slide 16 - Tekstslide
Sleep de juiste naam van het mengsel bij de goede letter.
A
B
C
OPLOSSING
SUSPENSIE
EMULSIE
Slide 17 - Sleepvraag
smelttraject of smeltpunt
Slide 18 - Tekstslide
Smelttraject
Mengsel: Smelttraject
Slide 19 - Tekstslide
Kookpunt
Punten en trajecten
Kooktraject
smelttraject
smeltpunt
Een zuivere stof heeft een kookpunt en smeltpunt
Een mengsel heeft een kooktraject en smelttraject
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een mengsel?
Slide 21 - Open vraag
Zeewater is een mengsel. Hoe zou je dit kunnen testen?
Slide 22 - Open vraag
Is dit een mengsel of een zuivere stof? Schrijf ook de definitie van het antwoord op.
Slide 23 - Open vraag
Is dit een zuivere stof of een mengsel?
Slide 24 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel
Slide 25 - Open vraag
Schematisch
Je kunt een mengsel scheiden.
Je krijgt dan twee of meer zuivere stoffen.
Slide 26 - Tekstslide
Filtreren:
Op basis van deeltjes grootte.
Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier, kleine deeltjes wel.
Het RESidu is de RESt.
De vaste stof die in het filter achterblijft.
Het filtrAAT is wat door het filter gAAT.
De vloeistof die niet door het filter wordt tegengehouden.
Slide 27 - Tekstslide
Extraheren:
Betekent "eruit halen".
Je hebt een geschikt oplosmiddel nodig.
Het oplosmiddel is hier water.
Het water "trekt" de smaak uit de droge theeblaadjes.
Slide 28 - Tekstslide
Extraheren schematisch
Slide 29 - Tekstslide
Alcohol als oplosmiddel
Sommige stoffen lossen niet op in water. Welke?
Voor deze stoffen heb je een ander oplosmiddel nodig. Bijvoorbeeld alcohol.
Slide 30 - Tekstslide
Alcohol als oplosmiddel
Alcohol wordt in allerlei producten als oplosmiddel gebruikt . Voorbeelden zijn parfum, deodorant en bepaalde soorten inkt en lak. Sommige stiften hebben inkt ‘op alcoholbasis’. Als je met zo’n stift schrijft of tekent, verdampt de alcohol en blijven de kleurstoffen achter. Je kunt de alcohol dan goed ruiken.
Slide 31 - Tekstslide
Leerdoelen gehaald?:
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extractie of filtreren.
Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen. (plusstof)
Slide 32 - Tekstslide
Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu
Slide 33 - Quizvraag
Keukenzout zonder jodium is een voorbeeld van een ......
A
mengsel
B
zuivere stof
C
suspensie
D
filtraat
Slide 34 - Quizvraag
Thee is een mengsel. Thee bestaat dus uit..........
A
meerdere soorten moleculen
B
1 soort moleculen
C
1 molecuul
D
een suspensie
Slide 35 - Quizvraag
Als je zand met water mengt krijg je een ........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 36 - Quizvraag
Sprite is een heldere kleurloze frisdrank. Dit is een voorbeeld van een........
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 37 - Quizvraag
Verf is troebel en kan wit of gekleurd zijn. Verf is een voorbeeld van een.......
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
filtraat
Slide 38 - Quizvraag
Een emulsie is een mengsel van ........
A
een vaste stof en een vloeistof
B
twee vaste stoffen
C
twee of meer vloeistoffen
D
een gas en een vloeistof
Slide 39 - Quizvraag
Als je een suspensie filtreert.........
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over
Slide 40 - Quizvraag
Gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor:
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij
Slide 41 - Quizvraag
Thee zetten is een voorbeeld van extraheren. Hierbij is water .........