Voorzetsels & pers vnw in de 3e & 4e naamval

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herzlich Wilkommen
Was machen wir heute?



Grammatik: 
 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) met 3e en 4e naamval
Erklärung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 3e naamval = Dativ
Machen verschiedene Übungen im Arbeitsbuch

Slide 2 - Tekstslide

Noem de voorzetsels
met de 4e naamval
(zijn er 7)

Slide 3 - Woordweb

Noem de voorzetsels
met de 3e naamval
(zijn er 10)

Slide 4 - Woordweb

Uitleg 

Slide 5 - Tekstslide

Wat houdt dit in?
Sie geht zu (hem) ....
Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland
Stappenplan
- staat er een voorzetsel in de zin? Of ontleden?
- zo ja? welke naamval hoort hierbij? 
- juiste uitgang erbij zoeken in tabel

Slide 6 - Tekstslide

mir
dir
ihr
ihm
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 7 - Sleepvraag

Ich bin hier mit (jou) ....
A
dich
B
dir

Slide 8 - Quizvraag

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.
A
mir
B
mich

Slide 9 - Quizvraag

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.
A
wir
B
euch
C
uns
D
ihr

Slide 10 - Quizvraag

Wir haben das von (u) .... bekommen.
A
Ihnen
B
Sie
C
ihnen
D
sie

Slide 11 - Quizvraag

Extra üben

1. Warum kannst du nicht bei mir übernachten?
2. Nach (haar) ... ist Katja an der Reihe.
       Ich glaube, aus (hem) ... wird nie etwas.
3. Frau Winkler, kommen (sie) ... zu (wir) ...?
       Kristian hast du ... was von (sie-mv) ... gehört?

Slide 12 - Tekstslide