In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hörfertigkeit
Slide 1 - Tekstslide
Inhalt der Stunde
Lernziele dieser Stunde
Anfang Kapitel 4
Sehen
Vorbereitung CITO
Wortschatz
Lernziele der Woche (Hören):
Je kan de hoofdpunten begrijpen in tv-programma's over vertrouwde onderwerpen.
Je kunt gedetailleerde aanwijzingen volgen.
Slide 2 - Tekstslide
Periodeplanner
- Waar werk je naar toe?
- Welke PTA-toetsen zijn er?
Hoe bereid je je daarop voor? Wanneer begin je met leren?
- Welke formatieve toetsen zijn er?
Waarom staan die ertussen?
Wat moet je daarvoor kunnen of kennen?
Slide 3 - Tekstslide
Welche Strategien kennst du für Hör- und Sehaufgaben (Cito)?
Slide 4 - Woordweb
Strategie (1)
Zur Vorbereitung / Übung
Moet je bij een luister- of kijkfragment vragen beantwoorden? Lees dan eerst de hele opdracht / vraag door. Je weet dan ongeveer wat je van de inhoud kunt verwachten en waarop je moet letten tijdens het kijken en / of luisteren.
Slide 5 - Tekstslide
Vorher
Was?
> Schau dir die Aufgabe 3 Kapitel 4 an.
> Übersetze die Wörter, die du nichtkennst ins Niederländische.
Schlage die Wörter im Wörterbuch nach.
> Notiere die Wörter in dein Heft. Lerne sie D-NL.
Wie? Individuell
Wie lange? 5 Minuten
timer
5:00
Slide 6 - Tekstslide
Sehen!
Was? Kapitel 4 Aufgabe 3
Beantworte die Fragen.
Wie? Individuell
Wie lange? 15 Minuten
Slide 7 - Tekstslide
1 = B
2 = A
3 = A
4 = C
5 = B
6 = C
7= A
8 = C
9 = B
10 = B
11 = B
12 = A
13 = C
14 = C
15 = A
16 = B
17 = B
18 = A
19 = C
20 = C
21 = A
Kapitel 4 - Aufgabe 3 : die Antworten
Slide 8 - Tekstslide
Voorbereiding CITO
Wat kun jij doen thuis?
oefenen met behulp van Duitstalige programma's op tv, op de radio, op internet en muziek. Je vindt geschikt materiaal op websites van DW, ZDF, ARD, RTL en SAT1.
> Kies programma's die je leuk vindt. Maak tijdens het kijken korte aantekeningen of kernwoorden.
Slide 9 - Tekstslide
Voorbereiding CITO
Wat kun jij doen thuis?
2. Vergroot je woordenschat. Hoe meer woorden en uitdrukkingen je kent, hoe gemakkelijker je iets kunt verstaan. Duitse signaalwoorden zijn ook belangrijk. Zij helpen je om de opbouw van een fragment te volgen.
3. Je hoeft nietelk woord te begrijpen. Het gaat er vaak om dat je de kern begrijpt. Leid betekenissen af uit een andere taal of het Nederlands. Bijvoorbeeld: Hitze = hitte en Warnung = warning -> waarschuwing.
Slide 10 - Tekstslide
Strategie (2)
Zur Vorbereitung / Übung:
De betekenis van een woord kun je vaak uit de context afleiden.
Lukt dat niet? Zoek het woord dan op in het woordenboek.
Slide 11 - Tekstslide
Strategie (3)
Zur Vorbereitung / Übung:
Blijf luisteren als je denkt dat je het juiste antwoord hebt gehoord. Het antwoord kan bevestigd worden, veel sprekers herhalen zich vaak. Soms moet je je keuzes herzien.
Slide 12 - Tekstslide
Übersetze: Arztkittel
Slide 13 - Open vraag
'ob sie sich die Namen aller Kollegen merken können'. > Übersetze: merken