KNM Thema 8 Regering en wet - Quiz

De woorden van 8.1
(met voorbeeldzin)
de democratie
 Bij een democratie kiest het volk de leiders.
Nederland is een democratie sinds 1848.


het kiesrecht 
 Als je kiesrecht hebt, mag je stemmen en
mogen andere mensen op jou stemmen. 
Ik heb kiesrecht. Daarom stem ik bij elke verkiezing.


De macht
Je kunt zeggen wat anderen moeten doen.
De koning had vroeger veel macht in Nederland.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

De woorden van 8.1
(met voorbeeldzin)
de democratie
 Bij een democratie kiest het volk de leiders.
Nederland is een democratie sinds 1848.


het kiesrecht 
 Als je kiesrecht hebt, mag je stemmen en
mogen andere mensen op jou stemmen. 
Ik heb kiesrecht. Daarom stem ik bij elke verkiezing.


De macht
Je kunt zeggen wat anderen moeten doen.
De koning had vroeger veel macht in Nederland.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De woorden van 8.1
(met voorbeeldzin)
de nationaliteit
 het land en het volk waar je officieel bij hoort
Sofie komt uit België. Ze heeft de Belgische nationaliteit.

de politieke partij 
 een groep mensen met dezelfde politieke ideeën
In Nederland zijn er heel veel grote en kleine politieke partijen.


regeren
een land leiden
De koning en de ministers regeren Nederland.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af.
Nederland is een ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af.
Elke vier jaar zijn er ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin af.
De mensen stemmen voor nieuwe ...
A
verkiezingen
B
democratie
C
leiders

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent kiesrecht?
A
Je mag 2 keer per jaar naar de tandarts.
B
Je mag zelf weten op wie je stemt
C
Je mag stemmen en anderen mogen op jou stemmen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie mag er stemmen?
A
Iedereen die in Nederland woont en 18 is.
B
Iedereen die de Nederlandse nationaliteit heeft en ouder is dan 18 jr.
C
Alleen de mensen die in de regering zitten.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op wie kun je stemmen?
A
Op politieke leiders voor het land, de provincie en de gemeente
B
Op de minister president, de ministers en de koning.
C
Op de ministerpresident en de burgemeester.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Bestuur

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie vormen samen de regering?
A
De koning en de ministers
B
De koning en de koningin
C
De leden van de Tweede en Eerste kamer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de leider van de ministers?
A
De burgemeester
B
De koning
C
De minister-president

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat beslist de regering?
A
Waar het belastinggeld aan wordt besteed
B
Waar er huizen mogen worden gebouwd
C
Hoeveel koeien een boer mag hebben

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen zitten er in de tweede kamer?
A
17 miljoen mensen
B
75 mensen
C
150 mensen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Tweede kamer maakt wetten en controleert de regering
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
150
C
50

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet de Eerste Kamer
A
De 1e kamer controleert nieuwe wetten
B
De 1e kamer maakt nieuwe wetten.
C
De 1e kamer controleert de regering

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie bestuurt de provincie?
A
De provinciale staten
B
De burgemeesters van de provincie
C
De commissaris van de koning

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de voorzitter van de provinciale staten?
A
De minister-president
B
de commissaris van de koning
C
de minister van landbouw

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de voorzitter van de gemeenteraad?
A
De wethouder
B
De burgemeester
C
De commissaris van de koning

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor zorgt het bestuur van een gemeente?
A
Voor vergunningen, veiligheid en andere zaken in de gemeente
B
Voor nieuwe scholen
C
Voor nieuwe wegen en openbaar vervoer

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De woorden van 8.2
(met voorbeeldzin)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het volk kiest de wethouders.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

de gemeenteraad kiest wethouders. het volk alleen de partijen die in de gemeenteraad komen.
Het volk kiest de leden van de Tweede Kamer.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het volk kiest de leden van de Eerste Kamer.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 4 verschillende besturen, namelijk de besturen van
A
- de koning - de minister president - de commissaris van de koning - de burgemeester
B
- de Europese Unie - het land - de provincie - de gemeente
C
-de Koning - de Tweede Kamer - de Eerste kamer - de gemeenteraad -

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek opdracht 4 op blz 86.
1, 2 en 3

Doe opdracht 5 op blz 86.

Doe opdracht 6 op blz 86

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies