• Ik kan een driehoek tekenen als 1 zijde en 2 hoeken gegeven zijn.
• Ik kan een driehoek tekenen met mijn passer als er 3 zijden gegeven zijn.
• Ik weet wat een gelijkbenige driehoek is.
• Ik weet wat een gelijkzijdige driehoek is.
• Ik weet wat een rechthoekige driehoek is.
• Ik weet wat er wordt bedoeld met de hoekensom en kan deze toepassen.