- je weet met welke naamval er na elk voorzetsel komt
- je de woorden en zinnen op je mindmap kent
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
LET OP!
Maak deze formatieve toets pas als:
- je de werkwoorden in Quizlet hebt geleerd
- je weet met welke naamval er na elk voorzetsel komt
- je de woorden en zinnen op je mindmap kent
Slide 1 - Tekstslide
De leerdoelen van deze formatieve toets zijn
- ik ken de wederkerende werkwoorden uit de Quizlet-lijst
- ik weet wanneer je een Akkusativ of een Dativ na een wederkerend werkwoord krijgt
- ik weet met welk voorzetsel werkwoorden verbonden zijn en welke naamval daarbij hoort
- ik kan vertellen wat ik in mijn vrije tijd doe (Mindmap)
Slide 2 - Tekstslide
De volgende opgaven toetsen het 1e leerdoel:
- ik ken wederkerende werkwoorden uit de Quizlet-lijst
- ik weet wanneer je een Akkusativ of een Dativ na een wederkerend werkwoord krijgt
Slide 3 - Tekstslide
1.Ergänze die Lücke, welches Verb fehlt?
Am Wochenende __________ ______ (zich ontspannen) von der anstrengenden Woche
A
beeile ich mich
B
erhole ich mich
C
ernähre ich mich
D
treffe ich mich
Slide 4 - Quizvraag
2.Ergänze die Lücke, welches Verb fehlt?
Ich schlafe lange aus und________
A
ziehe mir an
B
ziehe dich an
C
ziehe mich an
D
ziehe dir an
Slide 5 - Quizvraag
3.Ergänze die Lücke, welches Verb fehlt?
Meine Freundin hat_________und liegt im Bett
A
sich getroffen
B
sich erkältet
C
sich geeignet
D
sich beeilt
Slide 6 - Quizvraag
4. Ergänze die Lücke, welches Verb fehlt?
Ich ______jeden Morgen
A
dusche mich
B
dusche mir
C
dusche dich
D
dusche dir
Slide 7 - Quizvraag
5.Ergänze die Lücke: Welches Verb fehlt?
Du siehst so aus..________mal die Haare!
A
kämmst du sich
B
kämmst du dich
C
Kämmst du Sie
D
kämmst du dir
Slide 8 - Quizvraag
6.Ergänze die Lücke, welches Verb fehlt?
Ich __________jeden Morgen die Zähne
A
putze meine
B
putze mir
C
putze mich
D
putze uns
Slide 9 - Quizvraag
7.Übersetze ins Niederländische:
Wir müssen uns wirklich beim Ober beschweren!
Slide 10 - Open vraag
8.Übersetze ins Niederländische:
Hast du dich über etwas aufgeregt? Du siehst so aus...
Slide 11 - Open vraag
9.Übersetze ins Niederländische:
Wie verhalten Sie sich, wenn sie einmal warten müssen?
Slide 12 - Open vraag
10.Übersetze ins Niederländische:
Die meisten Menschen beeilen sich immer und schauen ständig auf die Uhr.
Slide 13 - Open vraag
De volgende opgaven toetsen het volgende leerdoel
- ik weet met welk voorzetsel werkwoorden verbonden zijn en welke naamval daarbij hoort
Slide 14 - Tekstslide
11. Ergänze die richtige Präposition
Bastian ist ein normaler junger Mann. Er interessiert sich ______Fußball
A
bei
B
neben
C
an
D
für
Slide 15 - Quizvraag
12. Ergänze die richtige Präposition
Charlotte ist eine richtige Tierfreundin und unterhält sich gern ____ihrem Papagei
A
für
B
mit
C
bei
D
an
Slide 16 - Quizvraag
13. Ergänze die richtige Präposition
Ludwig geht Ski fahren und freut sich_______einen freien Tag
A
auf
B
an
C
über
D
bei
Slide 17 - Quizvraag
14. Ergänze die richtige Präposition
Alex ist __________ein hübsches Mädchen verliebt
A
auf
B
für
C
in
D
bei
Slide 18 - Quizvraag
15. Ergänze die richtige Präposition
Nathalie gratuliert ihren Eltern _____ihrem 30. Hochzeitstag
A
zu
B
bei
C
mit
D
an
Slide 19 - Quizvraag
Welche Präposition verlangt den Dativ oder Akkusativ?
Ergänzen Sie bei den nächsten Aufgaben wie im Beispiel:
Beispiel: Ich verabrede mich oft (meine Freundin)
Lösung: Ich verabrede mich of mit meiner Freundin
Slide 20 - Tekstslide
16. Ich gratuliere meinem Großvater (sein 90. Geburtstag)
Slide 21 - Open vraag
17. Ich freue mich schon sehr (das Konzert heute Abend)
Slide 22 - Open vraag
18. Vielen Dank, ich freue mich sehr (die wunderschönen Blumen)
Slide 23 - Open vraag
19. Niko hat sich verliebt und träumt jede Nacht (seine Freundin)
Slide 24 - Open vraag
20. Taxifahrer ärgern sich oft (die anderen Taxifahrer)
Slide 25 - Open vraag
Achtung: bei den kommenden 2 Aufgaben brauchst du jeweils 2 Präpositionen um einen Satz zu bilden:
Beispiel: Ich bedanke mich bei dem Kellner für das leckere Essen.
Slide 26 - Tekstslide
20. Meine Eltern unterhalten sich gern (ich, Politik)
Slide 27 - Open vraag
21. Achmed beschwert sich (seine Lehrerin, die Noten)
Slide 28 - Open vraag
22. Er streitet sich häufig (die Nachbarn, der Baum im Garten)
Slide 29 - Open vraag
23. Wouter entschuldigt sich (der Lehrer, seine Verspätung)
Slide 30 - Open vraag
24. Der Lehrer unterhaltet sich (die Kollegen, das Thema)
Slide 31 - Open vraag
25. Check de afbeelding in de achtergrond en schrijf hierbij een zin
Slide 32 - Open vraag
Check de foto in de achtergrond en schrijf een zin met een reflexiv werkwoord en een voorzetsel!
Slide 33 - Open vraag
Dit was 'm!
Heb je nu nog vragen of zijn er nog dingen onduidelijk? Stel zsm je vraag! Spreek me aan op school of stuur me een bericht via Som2Day! Ik probeer dan zsm te antwoorden!
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.