Les 8 "Geloof en geweld: De islam: en nieuw, snel groeiend geloof"

Welkom bij Geschiedenis
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mobieltje in je zakkie!
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Startklaar zitten.



1. Leerdoelen
2. Geloof en geweld
De islam: een nieuw, snel groeiend geloof


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je begrijpt waarom Karel de Grote een ambassade stuurde naar Harun Al Rashid én waarom Karel de Grote Harun al Rashid vroeg om toegang tot Jeruzalem voor christenen. 
  • Je kan uitleggen waarom het rijk van Harun al Rashid welvarender was dan dat van Karel de Grote.
  • Je kan uitleggen wat een bron (on)betrouwbaar maakt.





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd van de monniken en ridders
500 n. Chr. - 1000 n. Chr.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De islam:
Een nieuw, snel groeiend geloof
Een nieuwe godsdienst
De islam ontstond in de 7e eeuw op het Arabisch schiereiland en kwam in de 8e eeuw naar Europa (Spanje).
Monotheïsme vs. polytheïsme
Mohammed als Allah's profeet of boodschapper. Allah als enige god (monotheïsme). In het begin kreeg hij weinig aanhangers (polytheïstisch), 622 moest hij zelfs uit Mekka vluchten (hedsjra).
Vanuit Medina begon hij een jihad (heilige oorlog) en verenigde en bekeerde de meeste Arabische stammen.
Mohammeds boodschappen werden later opgeschreven in de Koran.
De opvolgers van Mohammed
Tegenstanders waren de Byzantijnen en de Perzen.
De kaliefs, Mohammeds opvolgers, veroverden binnen 25 jaar het hele Middel-Oosten, daarna Noord-Afrika en ook Spanje en belegerden zelfs Constantinopel. 
638 werd Jeruzalem, de heilige stad van de joden, christenen en moslims, door de kaliefs veroverd.
Mensen bekeren zich tot de islam
In de veroverde gebieden bekeerden de meeste mensen zich tot de islam. Christenen en joden mochten hun eigen geloof houden, maar een speciale belasting betalen. (=tolerant) Handelaren brachten de islam ook naar gebieden die niet door de Arabieren veroverd werden (Afrika en Azië).
Leerboek blz. 97 t/m 100
Samenvatting blz. 5 en 6

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kalief Harun al-Rashid
Bagdad
Het hoogtepunt van de Arabische cultuur onder Harun al-Rashid.
Bagdad als hoofdstad van het Arabische rijk met bijna één miljoen inwoners!
(handel en banken, goed opgeleide ambtenaren)
Leren van Grieken en Perzen
Geneeskunde, wiskunde, sterrenkunde, geografie en bouwkunst
Liepen voor op het Westen
Harun al-Rashid en zijn zoon
Belangstelling voor de wetenschap!
Zijn zoon kalief al-Mamun: "Huis der wijsheid"

Het rijk valt uiteen
Het rijk van de Arabieren viel door onderlinge strijd uiteen. Andere volken profiteerden, zoals Turkse stammen, die eerder al tot de islam waren overgegaan. In 1055 zou een van deze stammen, de Seldsjoeken, Bagdad veroveren. 
Leerboek blz. 99
Samenvatting blz. 6

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karel de Grote en
 Harun al-Rashid

Karel de Grote en Harun al-Rashid waren tijdgenoten. Ze hebben veel met elkaar gemeen: beiden regeerden over een groot rijk en gelden als belangrijke vorsten in de geschiedenis van hun volken. Maar er zijn ook verschillen. 

Aan de slag!
Opdracht 86 op blz. 142

Daarvoor heb je blz. 99 in jouw leerboek nodig!
"Wetenschap en cultuur"
Werkboek blz. 142
Leerboek blz. 99

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaarheid van bronnen

De vraag of je de informatie uit een bron kunt geloven, is een probleem waarmee je bij het vak geschiedenis voortdurend te maken hebt. Veel bronnen bevatten onjuiste informatie. Een schrijver kan informatie achterhouden, verdraaien of verkeerd uitleggen. Er zijn hulpvragen om betrouwbaarheid te controleren. Je moet letten op drie dingen:
Vraag 2
Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen?
Was hij er zelf bij of heeft hij zijn informatie van iemand anders? Hoe minder tussenschakels, des te betrouwbaarder is de bron.
Vraag 1
Wanneer is de bron gemaakt?
Wanneer iemand ooggetuige is, maar iets pas jaren later opschrijft, kan zijn geheugen hem in de steek laten. Hoe minder tijd tussen gebeurtenis en het maken van de bron, des te betrouwbaarder de bron is.
Vraag 3
Wat is de bedoeling van de maker van de bron?
Dit is de belangrijkste maar lastigste vraag. Wil de maker zo goed mogelijk informeren of wil hij juist, met een bepaald doel, informatie achterhouden of verdraaien? Hoe zakelijker en onpartijdiger, des te betrouwbaarder de bron.
Aan de slag!
Opdracht 87, 88 en 89 op blz. 142 en 143

Daarvoor heb je blz. 99 en 100 in jouw leerboek nodig!
"Wetenschap en cultuur", bron 18 en bron W12
Werkboek blz. 142 en 143
Leerboek blz. 99 en 100

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we volgende keer doen?
Koningen, kastelen en kruistochten
5.3 God wil het!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies