3.2 Seizoenen

3 Aarde Klimaat en landschap
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3 Aarde Klimaat en landschap

Slide 1 - Tekstslide

Lagedrukgebieden liggen bij
A
evenaar
B
30⁰ N.B. en 30⁰ Z.B.
C
60⁰ N.B. en 60⁰ Z.B.
D
polen

Slide 2 - Quizvraag

De lucht ... in de lagedrukgebieden
A
stijgt
B
daalt

Slide 3 - Quizvraag

In de hogedrukgebieden is het
A
nat
B
droog

Slide 4 - Quizvraag

De lucht stroomt
A
van lage naar hoge druk
B
van hoge naar lage druk

Slide 5 - Quizvraag

Door de Corioliseffect of de wet van Buys Ballot krijgt de wind een afwijking
A
op het zuidelijk halfrond naar rechts
B
op het noordelijk halfrond naar rechts
C
op het zuidelijk halfrond naar links
D
op het noordelijk halfrond naar links

Slide 6 - Quizvraag

Corioliseffect ontstaat doordat de aarde

Slide 7 - Open vraag

zuidoostpassat
noordoostpassat
westenwinden
oostenwinden

Slide 8 - Sleepvraag

Wat staat voor ITCZ?

Slide 9 - Open vraag

3.2 Seizoenen

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 
Als je deze paragraaf hebt bestudeerd...
  • kun je uitleggen waardoor tropische winden in de zomer en winter van richting veranderen
  • kun je uitleggen welke invloed het opschuiven van de drukgebieden op hogere breedten heeft
  • kun je uitleggen wat het verschil is tussen een passaat en een moesson

Slide 11 - Tekstslide

Zonnestralen
herfst 
of lente
zomer
winter

Slide 12 - Tekstslide

De warmste plek verschuift
Dus de lagedrukgebieden rond de evenaar (ITCZ) ook verschuiven

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

De moesson
Een moesson is een wind die van de subtropische hogedrukgebieden
richting de evenaar waait, die vervolgens onder invloed van de ITCZ  van richting verandert.

Slide 15 - Tekstslide

Gebieden met een moesson hebben een klimaat met een natte:

A
winter
B
lente
C
zomer
D
herfst

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is de winter in een moessongebied juist droog?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Klimaatgrafieken van Bangalore (Zuid-India), Beijing (China) en Darwin (Noord-Australië)

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
Is alles duidelijk?
Kan je aan de slag?

Ga naar 3.2 'Seizoenen' in je boek en maak opdrachten 1, 4, 5 en samenvattingsopdracht 
Succes!


timer
15:00

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 3.3 Zeestromen en klimaatgebieden

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
Als je deze paragraaf hebt bestudeerd, kun je:
  • oorzaken en gevolgen van warme en koude zeestromen benoemen
  • uitleggen dat zee- en luchtstromen de warmte over het aardoppervlak herverdelen;
  • een klimaatgrafiek lezen;
  • de klimaatfactoren noemen en met behulp van de klimaatfactoren het klimaat van een specifiek gebied verklaren;
  • op een klimaatkaart zonder legenda het juiste klimaat in bepaalde gebieden aangeven

 

Slide 22 - Tekstslide

Zeestromen = oceanische circulatie 
  

Slide 23 - Tekstslide

Zeestromen 

volgen de 
overheersende windrichting

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn warme en koude zeestroomen?

Slide 25 - Open vraag

Warme- en koude zeestroom
Warme zeestroom: 
van evenaar richting pool

Koude zeestroom:
van pool richting evenaar

Slide 26 - Tekstslide

De lucht- en zeestromen zijn erg belangrijk voor de herverdeling van warmte op aarde

Slide 27 - Tekstslide

Klimaatclassificatie van Köppen
Deze classificatie is gebaseerd op:
de samenhang tussen klimaat en natuurlijke plantengroei.

Slide 28 - Tekstslide

Vijf hoofdletters duiden klimaten aan
A (tropische klimaten)
B (droge klimaten)
C (gematigde klimaten)
D (landklimaten)
E (polaire klimaten)

Slide 29 - Tekstslide

Klimaatgebieden

grote gebieden die qua klimaat ongeveer hetzelfde zijn

Slide 30 - Tekstslide

Klimaatclassificatie van Köppen

A – tropisch
                       Af: hele jaar vochtig, rond de evenaar, tropisch regenwoud
                       Am: moessonregens zomer, ook behoorlijk wat regen winter
                       Aw: moessonregens zomer, droge winter
B – droog
                       BS: steppeklimaat
                       BW: woestijnklimaat
C – gematigd
                       Cf: hele jaar vochtig, zeeklimaat
                       Cs: droge zomer, mediterraan klimaat
                       Cw: droge winter, vaak gebergtevariant van Aw


Slide 31 - Tekstslide

Klimaatclassificatie van Köppen
D – boreaal
               Df: hele jaar vochtig, landklimaat
               Dw: droge winter, klimaat van oostelijk Siberië
E – polair
               ET: toendra
               EF: landijs
               EH: hooggebergte

Slide 32 - Tekstslide

Klimaatfactoren
  • geografische breedteligging
  • gebergte en hoogte
  • type oppervlak

Noem bij elke klimaatfactor een voorbeeld.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag!
Is alles duidelijk?
Kan je aan de slag?

Ga naar 3.3 'Zeestromen en klimaatgebieden' in je boek en maak opdrachten 4, 5, 6 en samenvattingsopdracht 
Succes!


timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide