H5 B2 & 3 (3GL)

5.2 Kraakbeen/beenweefsel
5.3 Beenverbindingen
5.4 Spieren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Kraakbeen/beenweefsel
5.3 Beenverbindingen
5.4 Spieren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Leerdoelen
Uitleg
Aan de slag
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les…
Kun je uitleggen wat de kenmerken zijn van kraakbeenweefsel
Kun je uitleggen wat de kenmerken zijn van beenweefsel
Kun je uitleggen hoe het skelet in de loop van de jaren veranderd
kun je uitleggen wat de kenmerken zijn van de 4 verschillende beenverbindingen
ken je de bouw van het gewricht en de verschillende functies van de onderdelen
ken je de verschillende type gewrichten


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten
Botten geven stevigheid aan het lichaam. 
Bestaan uit:
Lijmstof: stof die bij botten voor de buigzaamheid zorgt.
Kalk: stof die bij botten voor stevigheid zorgt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten
Baby’s zijn flexibel, dit komt door kraakbeen.

Kraakbeen: weefsel dat stevig is en goed buigzaam.
Bevat veel lijmstof en weinig kalk.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten
Hoe ouder je wordt, hoe minder kraakbeen je hebt. Je botten kunnen hierdoor sneller breken.
Volwassenen hebben kraakbeen in:
Oorschelp
Neus
Tussen de ribben en borstbeen
Tussen de wervels van de wervelkolom

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beenverbindingen
Botten kunnen op vier manieren verbonden zijn:
Vergroeid: geen beweging
Met een naad: geen beweging
Met kraakbeen: wel beweging
Met een gewricht: wel beweging

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewricht
Gewrichten: een verbinding tussen twee botten, die beweging tussen botten mogelijk maakt.
Gewrichtskogel: onderdeel van een gewricht dat draait in de gewrichtskom.
Gewrichtskom: onderdeel van een
gewricht waarin de gewrichtskogel draait.
Gewrichtssmeer: stroperige vloeistof
waardoor botten soepel kunnen bewegen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewricht
Gewrichtssmeer: stroperige vloeistof
waardoor botten soepel kunnen bewegen.
Gewrichtskapsel: zorgt ervoor dat de twee botten van een gewricht aan elkaar vast zitten.
Kapselbanden: band die helpt om botten op hun plaats te houden.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewricht
Kogelgewricht: gewricht waarbij de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot. Bv. Schouder.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewricht
Scharniergewricht: gewricht waarbij het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot beweegt. Bv. Vingerkootjes.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren
Spierstelsel: alle skeletspieren in het lichaam.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gewricht
Rolgewricht: het ene bot draait om het andere bot. Bv. Ellepijp en spaakbeen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren
Spierschede: stevig bindweefsel om de spier.
Spierbundels: bundel van spiervezels.
Spiervezels: samensmelting van spiercellen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pezen
Pezen: hiermee zitten de spieren aan de botten vast.
Aanhechtingsplaats: de plaats waar een pees aan een bot vastzit.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spieren
Antagonistisch paar: spieren die een tegengestelde werking hebben.

Arm bewegen: armstrekspier (tricep) en armbuigspier (bicep) nodig.

 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten blz 18 & 24                      Zorg dat je 14 bloemen maakt
2 bloemen: 5.2: 1,2 
5.3: 1,2,3
5.4: 1,2,3
Botten: geven stevigheid aan het lichaam. Bestaan uit lijmstof en kalk.
Lijmstof: stof die bij botten voor de buigzaamheid zorgt.
Kalk: stof die bij botten voor stevigheid zorgt.
Kraakbeen: weefsel dat stevig is en goed buigzaam. Bevat veel lijmstof en weinig kalk. Baby’s zijn hierdoor flexibel. Hoe ouder je wordt, hoe minder kraakbeen je hebt. Je botten kunnen hierdoor sneller breken.
Botverbindingen: op welke manier botten aan elkaar zitten.
Vergroeid: geen beweging
Met een naad: geen beweging
Met kraakbeen: wel beweging
Met een gewricht: wel beweging
Gewrichten: een verbinding tussen twee botten, die beweging tussen botten mogelijk maakt.
Gewrichtskogel: onderdeel van een gewricht dat draait in de gewrichtskom.
Gewrichtskom: onderdeel van een gewricht waarin de gewrichtskogel draait.
Gewrichtssmeer: stroperige vloeistof waardoor botten soepel kunnen bewegen.
Gewrichtskapsel: zorgt ervoor dat de twee botten van een gewricht aan elkaar vast zitten.
Kapselbanden: band die helpt om botten op hun plaats te houden.
Kogelgewricht: gewricht waarbij de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot. Bv. Schouder.
Scharniergewricht: gewricht waarbij het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot beweegt. Bv. Vingerkootjes.
Rolgewricht: het ene bot draait om het andere bot. Bv. Ellepijp en spaakbeen.


Slide 17 - Tekstslide

14 bloemen

Opdrachten blz 18 & 24                      Zorg dat je 14 bloemen maakt
2 bloemen: 5.2: 1,2 
5.3: 1,2,3
5.4: 1,2,3
Gewrichten: een verbinding tussen twee botten, die beweging tussen botten mogelijk maakt.
Gewrichtskogel: onderdeel van een gewricht dat draait in de gewrichtskom.
Gewrichtskom: onderdeel van een gewricht waarin de gewrichtskogel draait.
Gewrichtssmeer: stroperige vloeistof waardoor botten soepel kunnen bewegen.
Gewrichtskapsel: zorgt ervoor dat de twee botten van een gewricht aan elkaar vast zitten.
Kapselbanden: band die helpt om botten op hun plaats te houden.
Kogelgewricht: gewricht waarbij de gewrichtskogel van het ene bot draait in de gewrichtskom van het andere bot. Bv. Schouder.
Scharniergewricht: gewricht waarbij het ene bot als een scharnier ten opzichte van het andere bot beweegt. Bv. Vingerkootjes.
Rolgewricht: het ene bot draait om het andere bot. Bv. Ellepijp en spaakbeen.


Slide 18 - Tekstslide

14 bloemen

Opdrachten blz 18 & 24                      Zorg dat je 14 bloemen maakt
2 bloemen: 5.2: 1,2 
5.3: 1,2,3
5.4: 1,2,3
Spierstelsel: alle skeletspieren in het lichaam.
Spierschede: stevig bindweefsel om de spier.
Spierbundels: bundel van spiervezels.
Spiervezels: samensmelting van spiercellen.
Pezen: hiermee zitten de spieren aan de botten vast.
Aanhechtingsplaats: de plaats waar een pees aan een bot vastzit.
Antagonistisch paar: spieren die een tegengestelde werking hebben.
Arm bewegen: armstrekspier (tricep) en armbuigspier (bicep) nodig.
Buigen: armstrekspier is ontspannen (lang en dun), armbuigspier is samengetrokken (kort en dik).
Strekken: armstrekspier is samengetrokken, armbuigspier is ontspannen.

Slide 19 - Tekstslide

14 bloemen

Afsluiting

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies