Als niemand biedt krijgt de veilingmeester het dier gratis.
Slide 8 - Tekstslide
Speluitleg
Veiling
De veilingmeester...
Zegt: eenmaal andermaal verkocht.
Int het geld.
De hoogste bieder krijgt de dierkaart:
Hij betaalt gepast (geen wisselgeld).
Te weinig geld? Al je kaarten laten zien.
Slide 9 - Tekstslide
Speluitleg
Ezel
De veilingmeester draait een ezel om:
Het spel wordt onderbroken.
Elke speler krijgt geld van de bank.
Slide 10 - Tekstslide
Speluitleg
Koehandel
De speler die aan de beurt:
Heeft een zelfde dierkaart als een andere speler.
Doet een blind bod.
Bluffen is toegestaan.
Slide 11 - Tekstslide
Speluitleg
Koehandel - 2 mogelijkheden
Mogelijkheid 1: De andere speler:
Doet een geheim tegenbod.
Beide spelersbehouden het geld.
Speler met hoogste bod krijgt het dier.
Bij gelijk bod, wordt dit herhaald.
Mogelijkheid 2: De andere speler aanvaard het blind bod en geeft zijn dier af.
Slide 12 - Tekstslide
Speluitleg
Koehandel - grote klapper
Als beide spelers een paar hebben, gaat de koehandel altijd om het paar.
Slide 13 - Tekstslide
Speluitleg
Koehandel - alle kaarten op
Koehandelen totdat alle kwartetten compleet zijn.
Tel de som van de waarde van je dieren op.
Vermenigvuldig de som met het aantal kwartetten.
De speler met de meeste punten wint.
Slide 14 - Tekstslide
Veiling
Bovenste kaart wordt geveild.
Alle spelers mogen om beurt bieden.
Bij hoogste bod: - eenmaal andermaal verkocht. - geld innen. - bieder betaalt gepast en krijgt dierkaart
Geen bod? Gratis voor veilingmeester!
Ezel omgedraaid? Alle spelers krijgen geld.
Koehandel
Beide spelers hebben hetzelfde dier.
Speler A biedt blind.
Speler B doet blind een tegenbod - Speler met hoogste bod krijgt dier. - Beide spelers houden het geboden geld. - Bij gelijk bod wordt bieding herhaald.
Speler B doet geen tegenbod.
Elk een paar? Je speelt voor een paar.
Slide 15 - Tekstslide
Spel
Bespreking
Inflatie
Vraag en aanbod
Directe ruil versus indirecte ruil
3 functies van geld
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Bij inflatie stijgen de prijzen van alle goederen en diensten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden
Slide 19 - Quizvraag
Is inflatie gunstig of ongunstig voor spaarders?
A
Gunstig
B
Ongunstig
Slide 20 - Quizvraag
Door inflatie stijgt de koopkracht
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Theorie
Inflatie
Inflatie betekent dat de gemiddelde prijzen stijgen.
Hierdoor kan je minder kopen met je geld.
Daardoor daalt je koopkracht.
Slide 22 - Tekstslide
Directe ruil
Indirecte ruil
Slide 23 - Tekstslide
Theorie
Directe en indirecte ruil
Directe ruil: Je ruilt een goed/dienst voor een goed/dienst.
Indirecte ruil: Je ruilt een goed/dienst voor geld.
Slide 24 - Tekstslide
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 25 - Quizvraag
Het kopen van een spijkerbroek bij de H&M is ...
A
directe ruil.
B
indirecte ruil.
Slide 26 - Quizvraag
Peter zet, in ruil voor een warme maaltijd, IKEA-meubels in elkaar voor Wilma. Is dit directe of indirecte ruil?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 27 - Quizvraag
Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 28 - Quizvraag
In de aula koop je een broodje gezond voor 2 euro.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 29 - Quizvraag
Je ruilt met je vriend een dvd voor een computergame.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 30 - Quizvraag
Soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld
Slide 31 - Tekstslide
Theorie
Soorten geld
Chartaal geld: munten en biljetten
Giraal geld: geld wat op de rekening staat
PIN = giraal geld
Slide 32 - Tekstslide
Eieren voor je geld
Ik kan aan de hand van voorbeelden uitleggen wat de 3 functies van geld zijn.
Ik kan aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat inflatie is.
Herhaling
Ik kan uitleggen hoe het spel van vraag en aanbod van toepassing is op www.marktplaats.nl.