3V chapter 4 grammar

Modals
Modals = hulpwerkwoord

Ought to and should --> advies 
Ought to is formeler dan should

She ought to make an appointment for the dentist.
They ought to change the law regarding abortions.
Na ought to komt het hele werkwoord zoals in de voorbeelden te zien is.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Modals
Modals = hulpwerkwoord

Ought to and should --> advies 
Ought to is formeler dan should

She ought to make an appointment for the dentist.
They ought to change the law regarding abortions.
Na ought to komt het hele werkwoord zoals in de voorbeelden te zien is.

Slide 1 - Tekstslide

Modals
Je gebruikt may en might:
1. wanneer je niet zeker van iets bent.
2. wanneer je vraagt om toestemming of toestemming geeft.

I might see the AJAX game tonight. 
I might go shopping with my friends this afternoon.
May I go to the toilet?

Slide 2 - Tekstslide

Negations
Om een hulpwerkwoord ontkennend te maken (dus met het woord 'not') zet je het woordje not of n't achter het hulpwerkwoord.

I can't/cannot eat this anymore.
You shouldn't/should not eat yellow snow.
He couldn't pick out an outfit to wear.


Slide 3 - Tekstslide

Negations
Bij sommige hulpwerkwoorden heb je bepaalde regels!

to be able to --> zet not achter de vorm van to be.
(They weren't able to catch the train in time.)
(I wasn't able to see the movie last night.)


Slide 4 - Tekstslide

Negations
Ought to --> zet not achter ought.
(We ought not to forget our homework.)

Have to --> gebruik don't of doesn't.
(You don't have to do the dishes tonight.)
(She doesn't have to work because it's bank holiday.)

Slide 5 - Tekstslide

Ex. 28a 

Slide 6 - Tekstslide

To do (p. 24):
  • Ex. 28
  • Ex. 29

Finished?
  • Practice on SlimStampen

Slide 7 - Tekstslide

E Writing & Grammar part I
'I can use quantifiers.'

Slide 8 - Tekstslide

Quantifiers II
Each en every --> elke individuele in een groep (mensen, honden, spullen, eten)

(Every dog is different.)
(Each pupil works hard.)
Each is om leden binnen een groep als individuen te zien en every is om een groep als een aantal leden te zien.

Slide 9 - Tekstslide

Quantifiers II
Both --> voor 2 dingen of 2 personen


(Both my shoes are dirty.)
(Both my pencils are broken.)
(Both my eyes hurt from looking at the sun.)
Na both volgt een meervoudig zelfstandig nw

Slide 10 - Tekstslide

Quantifiers
Neither --> geen enkele
Either --> 1 van de 2 

(I like neither cookie.)
(Either plant will do.)
Na neither en either volgt een enkelvoudig zelfstandig nw

Slide 11 - Tekstslide

______ mountaineer has her own challenges.
A
both
B
each
C
every
D
either

Slide 12 - Quizvraag

_____ my shoes were wet.
A
every
B
both
C
either
D
neither

Slide 13 - Quizvraag

_____ mountain is easy to climb.
A
all
B
no

Slide 14 - Quizvraag

Ik vind geen enkele optie leuk.
I like ______ option.
A
either
B
neither

Slide 15 - Quizvraag

Beide foto's zijn goed.

_____ picture will do.
A
either
B
neither

Slide 16 - Quizvraag

To do (p. 26):
  • Ex. 30


Finished?
  • Practice on SlimStampen -> Grammar 9 & 10

Slide 17 - Tekstslide