De schrijver wil graag dat de lezer iets 'leert' van zijn tekst.
Je herkent een informerende tekst aan de volgende kenmerken:
Een informerende tekst is objectief. De informatie is 'neutraal'.
Een informerende tekst bevat vooral feitelijke uitspraken. Een feitelijke uitspraak is controleerbaar: het is waar of niet waar.
Slide 5 - Tekstslide
Overtuigende tekst
De mening van de schrijver staat centraal. De schrijver neemt een standpunt in over een onderwerp en gebruikt argumenten om zijn standpunt te verdedigen. De schrijver wilt de lezer overtuigen van zijn gelijk.
Je herkent een overtuigende tekst aan de volgende kenmerken:
De mening van de schrijver staat in de tekst.
Er staan argumenten in de tekst. Argumenten zijn uitspraken waarmee de schrijver uitlegt waarom hij of zij iets vindt.
Slide 6 - Tekstslide
Activerende tekst
Een activerende tekst gaat net een stapje verder dan een overtuigende tekst. De schrijver wil dat de lezer het met hem eens wordt en dat de lezer 'in actie komt'.
Je herkent een activerende tekst aan de volgende kenmerken:
Er wordt meestal een product, dienst of organisatie aangeprezen.
De lezer wordt persoonlijk aangesproken en overgehaald om in actie te komen.
Er staan vaak veel bijvoeglijke naamwoorden in de tekst.
Slide 7 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken
Slide 8 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst.
Hoofdzaken = alle belangrijke informatie die over een onderwerp wordt gegeven.
Bijzaken = minder belangrijke dingen in de tekst.
Om teksten goed te kunnen begrijpen is het belangrijk dat je een onderscheid kunt maken tussen hoofd- en bijzaken.
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdzaken
Hoofdzaken zijn de delen van een tekst die echt nodig zijn om het verhaal te kunnen begrijpen.
Hoofdzaken kun je vaak vinden in de inleiding of in het slot, in kernzinnen van alinea's en in titels en tussenkopjes.
Als je de hoofdgedachte van een tekst wilt formuleren, dan kijk je alleen naar de hoofdzaken.
Slide 10 - Tekstslide
Bijzaken
Bijzaken zijn minder belangrijke onderdelen van een tekst. Vaak gaat het om voorbeelden of toelichtingen.
Als je bijzaken weglaat, weet je nog steeds goed waar een tekst over gaat.
Slide 11 - Tekstslide
Hoofdzaken
Belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
Inleiding
Slot
Kernzinnen
Signaalwoorden
Verbanden
Bijzaken
Minder belangrijke informatie, maken de hoofdzaken duidelijker.
voorbeeld
herhaling
uitleg
cijfers
details
Slide 12 - Tekstslide
Standaardtekststructuur
Slide 13 - Tekstslide
Standaardtekststructuur
Het herkennen van een tekststructuur helpt je bij het bepalen waar een tekst over gaat. Veel teksten hebben een vaste indeling: ze hebben een inleiding, kern en slot.
Slide 14 - Tekstslide
Inleiding
De inleiding is het beginstuk van een tekst. In de inleiding staat het onderwerp van de tekst. De schrijver probeert je te verleiden om verder te lezen.
Wil je na het lezen van de inleiding meer over de tekst weten? Dan ga je verder met het lezen van de kern.
Soms heb je te weinig tijd om de hele tekst te lezen, dan ga je door naar het slot.
Slide 15 - Tekstslide
Kern
De kern is het middenstuk van de tekst. Je leest meer over het onderwerp.
Bijvoorbeeld:
Meer achtergrondinformatie.
Argumenten om een mening te onderbouwen.
De uitwerking van een onderzoek.
!! De kern bestaat vaak uit meerdere alinea's.
!! Elke alinea bevat een kernzin.
Slide 16 - Tekstslide
De kernzin
In de kernzin staat de belangrijkste boodschap van de alinea. De kernzin is in een goed geschreven tekst vaak de eerste, tweede of laatste zin van de alinea.
Slide 17 - Tekstslide
Slot
Het slot is het einde van een tekst. Het slot is de laatste zin of alinea van een tekst. Het slot kan zijn:
Een conclusie die de schrijver trekt op basis van de kern van de tekst.
Een samenvatting.
Een stelling die aanzet tot denken.
!! Niet elke tekst heeft een slot. Veel nieuwsartikelen hebben bijvoorbeeld geen slot.
Slide 18 - Tekstslide
Samenvatten
Slide 19 - Tekstslide
Teksten samenvatten
Als je een tekst moet onthouden of moet leren voor een toets, is het handig om een samenvatting te maken. Een samenvatting is een verkorte versie van de originele tekst (bevat alleen hoofdzaken). Een samenvatting is daarom ook te begrijpen door iemand die de originele tekst niet heeft gelezen.
Een samenvatting maken zorgt voor twee dingen:
Door intensief met de tekst bezig te zijn, onthoud je de tekst beter.
Je kunt de samenvatting later nog eens teruglezen.
Slide 20 - Tekstslide
Hoe schrijf je een samenvatting?
Voor het schrijven van een samenvatting kun je het volgende stappenplan volgen:
Stap 1 - Lees de tekst eerst globaal. Bepaal het onderwerp van de tekst.
Stap 2 - Lees de tekst intensief. Bepaal wat de hoofdzaken zijn.
Stap 3 - Noteer de titel van de tekst.
Stap 4 - Schrijf de hoofdzaken op. Soms helpen voorbeelden wel, voeg deze dan ook toe.
Stap 5 - Lees je samenvatting hardop aan jezelf voor. Als je het leest, begrijp je het dan?
Slide 21 - Tekstslide
Aandachtspunten samenvatten
Maak van je samenvatting een lopende tekst. Schrijf in hele zinnen.
Houd in je samenvatting de volgorde van het boek aan.