In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Herhaling V&A H1-3
Slide 1 - Tekstslide
Tekst
Prijselasticiteit
Kruislingse prijselasticiteit
Inkomens elasticiteit
inelastische vraag
Substitutiegoed
Inferieur goed
Complementaire goed
Luxe goed
Slide 2 - Sleepvraag
TO = 4q TK = 2q + 500 de break-even-afzet is:
A
500
B
250
C
2
D
0,5
Slide 3 - Quizvraag
Een spijkerbroek wordt aangeboden voor € 80 per stuk. De inkoopkosten zijn € 30 per spijkerbroek, loonkosten zijn € 5 per spijkerbroek. De constante kosten € 100.000 per jaar. Wat zijn de TO functie en TK functies?
A
TO = 35q
TK = 35q+100.000
B
TO = p80
TK = 100.000 + 80
C
TO = 80 q
TK = 80q + 100.000
D
TO = 80q
TK = 35q+100.000
Slide 4 - Quizvraag
Een spijkerbroek wordt aangeboden voor € 80 per stuk. De inkoopkosten zijn € 30 per spijkerbroek, loonkosten zijn € 5 per spijkerbroek. De constante kosten € 100.000 per jaar. Wat is de winstmarge per broek bij een afzet van 10.000 stuks?
A
€ 35
B
€ 45
C
€ 80
D
€ 25
Slide 5 - Quizvraag
Wanneer krijg je een verschuiving langs de vraaglijn?
A
Bij een prijsverandering
B
Bij een inkomensverandering
C
Bij een prijsverandering van een substitutiegoed
D
Wanneer de voorkeuren veranderen
Slide 6 - Quizvraag
Op het moment dat een slager ook belegde broodjes gaat verkopen spreken we van
A
Specialisatie
B
Parallellisatie
C
Integratie
D
Differentiatie
Slide 7 - Quizvraag
Bereken de prijselasticiteit van de vraag bij een prijs van € 40 en een vraagfunctie van qv=-500p + 80.000
A
Ev = -1,5
B
Ev= 1,5
C
Ev = -1,75
D
Ev = -0,33
Slide 8 - Quizvraag
Aan welke elasticiteit herken ik inferieure goederen?
A
Prijs elasticiteit
B
Kruislingse elasticiteit
C
Inkomens elasticiteit
Slide 9 - Quizvraag
Welk product heeft een verzadigingsinkomen?
A
Brood
B
Vakantie
C
Auto
Slide 10 - Quizvraag
Als ik bij een elastisch product de prijs verhoog dan stijgt de omzet.