In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
Terugblik les
Uitleg nieuwe theorie
Aan het werk
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik les
Wat hebben we de vorige les behandeld?
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Doel
- Aan het einde van de les ken je de vier uitingsvormen van het christendom
Slide 3 - Tekstslide
Uitingsvormen
In hoofdstuk 2 heb je de vier uitingsvormen van levensbeschouwing geleerd.
Welke vier ken je ook alweer?
Geef voorbeelden.
Slide 4 - Tekstslide
Vier uitingsvormen
Inspirerende personen
Belangrijke geschriften
Rituelen, feesten en symbolen
Organisaties
Slide 5 - Tekstslide
Uitingsvormen van het christendom
Je maakt kennis met de buitenkant van het christendom.
De vier genoemde uitingsvormen zullen gekoppeld worden aan het christendom
Slide 6 - Tekstslide
Inspirerend christelijk persoon
Jezus van Nazareth
Jezus Christus
In het Grieks betekent Christus 'de gezalfde'.
Wie was Jezus?
Wat is zijn opvatting geweest?
Hoe dacht hij over de belangrijke vragen in het leven?
Hoe handelde hij?
Jezus van Nazareth
Bethlehem is de geboorteplaast van Jezus. Bethlehem ligt in het huidige Israël. Jezus was een jood die een rabbi was: een joodse leraar. Hij trok rond in het gebied dat wij nu kennen als Israël en de Palestijnse gebieden. Na een tijd in zijn leven kreeg Jezus een groepje leerlingen. Hij leerde hen over de joodse heilige boeken (TeNaCH). Door christenen wordt de TeNaCH later het Oude Testament genoemd. Jezus hielp ook veel zieke en arme mensen. In de heilie boeken van de joden verwachtten ze een Messias (de bevrijder). Deze bevrijder was persoon die vrede, vrijheid en geluk zou brengen. De leerlingen van Jezus werden door hem diep geraakt. Dit kwam door zijn ideeën en handelen. Ook veel arme mensen en slaven waren onder de indruk van Jezus. Jezus durfde de waarheid te spreken en veroordeelde de uitbuiters. Jezus gaf nieuwe hoop. Joodse leiders verwachtten niet veel van Jezus. De leiders waren bang dat het gedaan zou zijn met hun leiderschap als iedereen naar Jezus zou luisteren. Ook vonden de joodse leiders dat Jezus omging met niet deugden: melaatsen en zieken. Jezus riep rechtvaardigheid. Hij kwam op voor armen. De leiders zagen Jezus als bedreiging. Ze wilden hem uit de weg ruimen. Jezus kreeg een doodvonnis: kruisiging. De kruisdood was in die tijd de meest schandelijke vorm van executie en vooral bedoeld voor slaven en misdadigers. Jezus werd als misdadiger gekruisigd.
Slide 7 - Tekstslide
Fransciscus van Assisi
Maarten Luther
Christelijke inspirerende personen
Franciscus leefde van 1182 tot 1226. Tijdens zijn jeugd werkte hij bij zijn vader in de zaak. Franciscus genoot van de rijkdom van zijn ouders en was daardoor populair bij zijn vrienden. Hij keeg daar genoeg van. Hij hoorde verhalen over Jezus. HIj ontdekte wat hij zelf steeds belangrijker vond. En dat was Christus dienen. Franciscus werd geraakt door het lijden van de armen en de melaatsen in zijn omgeving. Hij droeg alleen maar eenvoudige kleding. Hij reisde zonder schoeisel en reiszak. Het ging hem om een ding: het naleven van Jezus en het verkondigen van het evangelie onder de mensen. Tot op de dag van vandaag worden jongeren geïnspireerd de manier waarop Franciscus leefde. De levenswijze is gericht op:
- Christus navolgen
- Vrede en geweldloosheid nastreven
- Gelijkheid onder de mensen brengen
- Opkomen voor armen en hulpbehoevenden
Maarten is samen met Calvijn een van de grondleggers van het protestantisme. Hij werd geboren in 1483 en studeerde rechten. IN 1507 werd hij priester. Luther vond dat de katholieke kerk het niet goed deed. Luther vond het woord van God (staat in de Bijbel) belangrijker dan de paus. Hij wilde geen nieuwe kerk stichten. HIj wilde de katholieke kerk veranderen. Hierdoor werd hij in 1520 uit het geloofsgemeenschap gezet. Luther was en is voor veel christenen een voorbeeld van hoe het wel moest. Zo ontstonden er nieuwe kerken met standpunten als die van Luther (Hervorming/Reformatie).
Slide 8 - Tekstslide
Belangrijke christelijke geschriften
De Bijbel is het belangrijkste heilige boek van christenen.
De Bijbel is een verzameling van boeken.
Het is afgeleid van het Grieks biblia dat 'boeken' betekent.
De bijbel bestaat uit twee delen
het Oude Testament (eerste)
het Nieuwe Testament (tweede)
Het Oude Testament
Het Oude Testament (TeNaCH) bestaat uit boeken van de joden over hun geloof in God. In het Oude Testament kun je lezen over:
- het verbond van God met stamvader Abraham
- de uittocht van de joden uit de slavernij in Egypte (exodus)
- hoe Mozes de geboden van Jaweh (Heer) in ontvangst neemt
- de verovering van Kanaän, het beloofde land.
Het Oude Testament is verdeeld in drie boeken/groepen, namelijk: Thora, Newi'iem, Chetoewiem. De Thora is de wet of wegwijzer voor het leven. Hierin staan de leefregels. In de Newi'iem komen de profeten aan bod. De profeten waarschuwen steeds opnieuw als er in de onderlinge relateis tussen ensen of God dingen misgaan. Er zijn drie grote profeten: Jesaja, Jeremia en Ezechiël. In de Chetoewiem zijn de geschriften te vinden: de psalmen, spreuken en het boek Job.
Het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament kun je lezen over het geloof in God van de volgelingen van Jezus. In het Nieuwe Testament staan vier verhalen over Jezus. Deze verhalen worden evangelies genoemd. Het woord evangelie betekent letterlijk 'goed nieuws'. De schrijvers van de evangelies vonden dat ze het goede nieuws over Jezus moesten opschrijven. De vier evangelies worden genoemd naar de schrijvers: Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Zij waren in eerste instantie de verzamelaars van verhalen over Jezus, maar ze hadden ook een eigen visie (mening/kijk) op Jezus. Dat kun je goed zien als je de evangelies naast elkaar leest en op de verschillen let. De evangelisten schreven hun verhalen in de Griekse taal. Later is het Nieuwe Testament vertaald in het Latijn.
Naast de verhalen over Jezus kun je ook het volgende daarin lezen:
- Handelingen van de apostelen (verhalen over de eerste christenen)
- Brieven aan christenen door Paulus van Tarsus
- Openbaring of Apocalyps (een gelovige toekomstvisie)
Slide 9 - Tekstslide
Christelijke feesten, rituelen en symbolen
Het christendom kent veel rituelen, feesten symbolen
Slide 10 - Tekstslide
Christelijke rituelen
Christelijke rituelen worden sacramenten genoemd.
Sacramenten zijn christelijke rituelen bij belangrijke momenten in het leven.
De katholieken en de protestanten hebben twee gemeenschappelijke (zelfde) sacramenten:
Het doopsel
Het Avondmaal
Volgens Luther en Calvijn zijn deze twee sacramenten door Jezus zelf ingesteld.
Doopsel
Dit is een ritueel waarbij iemand wordt opgenomen in de kerkgemeenschap. Een christen kan op elke leeftijd gedoopt worden. Als een kind gedoopt wordt, dan wordt dit 'kinderdoop' genoemd. Als een volwassen gedoopt wordt, dan wordt dit 'volwassendoop' genoemd.
Avondmaal
Bij een avondmaal gaat het om het symbolische avondmaal ter nagedachtenis aan Jezus.
Slide 11 - Tekstslide
Christelijke rituelen
De katholieke kerk heeft nog vijf andere sacramenten
Het vormsel
Boete en verzoening
De ziekenzalving
De priesterzalving
het huwelijk
Vormsel
Dit is een ritueel ter bevestiging van de doop, maar wel op een leeftijd dat jongen mensen zelfstandig keuzes kunnen maken.
Boete en verzoening
Vroeger werd dit de 'biecht' genoemd. Tijdens dit ritueel spreek de katholiek over zijn zonden (dingen die hij fout heeft gedaan) en spreekt hij zijn spijt uit. Van de priester ontvangt hij vergeving.
De priesterwijding
Voor degene die ervoor kiest zijn leven in dienst te stellen van God en de kerk (priesterschap).
Huwelijk
De kerkelijke huwelijksinzegening waarbij man en vrouw elkaar voor God trouw beloven.
Ziekenzalving
Dit sacrament is bestemd voor wie ernstig ziek is of in stervensgevaar verkeert. Bij dit ritueel worden voorhoofd en handen van de zieke met heilige olie gezalfd.
Slide 12 - Tekstslide
Water
Kruis
Christelijke symbolen
Voorbeeld symbool water
Bij het ritueel van de doop wordt water gebruikt. Het water dient er iet voor om het kind lichamelijk schoon te maken. Het doopwater verwijst naar geestelijk rein (schoon) zijn, vrij van zondes.
Herkenning kruis
Symbolen zijn herkenningstekens. Aan een symbool kun je herkennen waar iemand bij hoort, wie hij/zij is. Zo dragen veel christenen een kruisje om hun hals. Zo laat iemand zien dat hij christen is.
Slide 13 - Tekstslide
Christelijke feesten
Kerstmis
Pasen
Hemelvaart
Pinksteren
Hemelvaart
Met Hemelvaart herdenken christenen dat Jezus veertig dagen na Pasen terugkeerde naar God de Vader.
Pinksteren
Pinksteren wordt vijftig dagen na Pasen gevierd: zeven maal zeven plus één. Zeven is in de Bijbel het getal van volheid en voltooiing. Met Pinksteren vieren christenen de uitstorting van de Heilige Geest over de eerste kerkgemeenschap in Jeruzalem. God zond/zendt zijn geest onder de geloofsgemeenschap. Door de Heilige Geest voelen christenen zich geïnspireerd en gesterkt.
Pasen
Bij het paasfeest staat de opstanding van Jezus centraal. Drie dagen nadat Jezus begraven was lied Gd hem 'opstaan'. Jezus verrees uit de dood. De leerlingen van Jezus zijn getuigen, want zij hebben hem ontmoet en het lege graf gezien. Na zijn verrijzenis ging Jezus terug naar de Hemel, naar God de Vader om een goede toekomst mogelijk te maken. Op de dagen vóór Pasen wordt het lijden en dood van Jezus herdacht. Christenen vieren Pasen altijd op een zondag: de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente.
Kerstmis
Dit is het feest ter herdenking van de geboorte van Jezus. Dit wordt gevierd op 25 deceber. Enkele gebruiken zijn om kerstliederen te zingen en het plaatsen van een kerststal en/of kerstboom in kerk of huiskamer.
Slide 14 - Tekstslide
Christelijke organisaties
Het woord kerk komt van het Latijnse en Griekse ekklesia. Dit betekent: samengeroepen.
Van oorsprong gaat het begrip kerk niet om het gebouw, maar om een groep mensen die samenkomen om hun geloof
De katholieke kerk heeft een voorganger (priester)
De protestante kerk heeft een voorganger (predikant/dominee)
Slide 15 - Tekstslide
nummer 3
plek waar het altaar staat in de kerk
het (midden)schip, hier zitten de burgers (de leken). Deze ruimte loopt uit op het koor waar ook het altaar staat en de voorganger en de misdienaars zitten tijdens een viering.