3.5. Afleidingen

3.5. Afleidingen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.5. Afleidingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kent de 25 nieuwe woorden uit H. 3.5.
- Je herhaalt kort voor- en achtervoegsel (H. 1.5. en 2.5.)
- Je weet wat afleidingen zijn
- Je kunt zelf afleidingen maken van een woord

Slide 2 - Tekstslide

Welke woorden ken je al?
Zie ook blz. 210

Slide 3 - Tekstslide

H. 1.5. Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.

In H. 1.5. - BEHANDELD
her- = opnieuw (herexamen = opnieuw examen)
in- = niet (incapabel = niet capabel)
on- = niet (onaardig = niet aardig)

Slide 4 - Tekstslide

H. 2.5. - Achtervoegsels
Er zijn ook woorden met een stukje erachter. Dit is dan een achtervoegsel --> kinderachtig

In H. 2.5. - BEHANDELD
-loos     = zonder (dakloos= zonder dak)
-achtig = een beetje als (jongensachtig = een beetje als een jongen)
-baar     = te ... (eetbaar = te eten)
-je, -tje, -pje = klein (kindje = klein kind)
-es         = vrouwelijk (danseres = vrouwelijke danser

Slide 5 - Tekstslide

Achtervoegsels - voorbeelden
Veelvoorkomende achtervoegsels zijn:
-aard, -isch, -ing, -ig, -sel, -loos, -vol, -lijk, -aar, -lijk,
-heid, -teit, -baar, -atie.

Slide 6 - Tekstslide



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk, calorierijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend

-zaam behulpzaam, langzaam



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig, waterig, stoffig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 7 - Tekstslide

H. 3.5. Afleidingen
Voorbeeld van afleidingen zijn achtervoegsels
Denk aan: -loos, -achtig, -baar, -je en -es.

Ook van namen van steden en landen kun je een afleiding maken. 
Let op: de afleiding schrijf je dan ook met een hoofdletter

Bijvoorbeeld
Nederland - de Nederlandse overwinning
Italië - de Italiaanse ijssalon

Slide 8 - Tekstslide

Geef de juiste afleiding
De (Ommen).......... kermis

Slide 9 - Open vraag

Geef de juiste afleiding
De (Spanje).......... hoofdstad Madrid

Slide 10 - Open vraag

Geef de juiste afleiding
Het (Brabant).......... landschap

Slide 11 - Open vraag

Geef de juiste afleiding
De (Brazilië).......... vlag

Slide 12 - Open vraag

Geef de juiste afleiding
De (Enschede).......... inwoner

Slide 13 - Open vraag

Geef de juiste afleiding
De (Kopenhagen).......... school

Slide 14 - Open vraag

Welk woord kun je voor -aar zetten?
A
brand
B
bewonder
C
dank
D
besmet

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord kun je voor -lijk zetten?
A
eer
B
brand
C
dank
D
liefde

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord kun je voor -aard zetten?
A
klap
B
bak
C
lui
D
dier

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
H 3.5. opdr. 2, 4, 10 en 13  (= huiswerk morgen)
Klaar?
Ga verder met H. 3.7.
Lees theorie 'Meewerkend voorwerp' 
Maak opdr. 1, 6 en 9

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kent de 25 nieuwe woorden uit H. 3.5.
- Je herhaalt kort voor- en achtervoegsel (H. 1.5. en 2.5.)
- Je weet wat afleidingen zijn
- Je kunt zelf afleidingen maken van een woord
Huiswerk
Woensdag 17 januari
H 3.5. opdr. 2, 4, 10 en 13 (online) 

Slide 19 - Tekstslide