Ga rustig naar je plek, pak je leesboek+lesboek+schrift+etui.
Als iedereen zit starten we met
lezen.
timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Ga rustig naar je plek, pak je leesboek+lesboek+schrift+etui.
Als iedereen zit starten we met
lezen.
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Spullen op orde? Absenten
Leesboek voor de presentatie?
Instructie onbekende woorden blz
Werken uit het boek (schrift pen)
Journaal
Evaluatie les
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen, het nut van de les
Ik weet wat een achter- en een voorvoegsel is
Ik weet wat een samenstelling is.
Ik kan de betekenis van een samenstelling opzoeken.
Ik weet het verschil tussen een voor-achtervoegsel en een samenstelling.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Geef antwoord in je schrift.
1. Welke woordraadstrategieën ken je nog? (4)
2. Wat is een synoniem? Geef een voorbeeld
3. Wat is een tegenstelling?
4. Geef een voorbeeld
Slide 4 - Tekstslide
Groente die je door de soep kunt doen:
A
groentensoep
B
soepgroenten
Slide 5 - Quizvraag
Water dat uit de kraan komt:
A
kraanwater
B
waterkraan
Slide 6 - Quizvraag
Waar speel je een spelletje op?
A
spelcomputer
B
computerspel
Slide 7 - Quizvraag
Een tegel die op de vloer ligt:
A
tegelvloer
B
vloertegel
Slide 8 - Quizvraag
Wat valt je op bij de betekenis?
Spelcomputer - computerspel
Groentesoep - soepgroenten
kraanwater - waterkraan
tegelvloer - vloertegel
Slide 9 - Tekstslide
Het laatste woord van de samenstelling is het woord dat de betekenis aangeeft.
eettafel salontafel
bijzettafel
zijn allemaal soorten tafels
Slide 10 - Tekstslide
achter en voorvoegsels
Dit noemen we ook wel een afleiding.
Van een samenstelling kunnen alle delen ook zelfstandig voorkomen. Bijvoorbeeld: droomreis en dagdroom.
De delen van een afleiding kunnen juist niet allemaal zelfstandig voorkomen. Bijvoorbeeld: dromerig en dagelijks of herindelen. Ze veranderen het kernwoord.
Slide 11 - Tekstslide
Voorvoegsel
Er zijn woorden met een stukje ervóór,
dat is een voorvoegsel.
Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.
Slide 12 - Tekstslide
Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld
a-: niet
anti-: tegen
non-: niet
mis-: verkeerd, fout
wan-: slecht, verkeerd
her-: weer, opnieuw
ex-: niet meer
mini-: heel klein
inter-: tussen 2 of meer gebieden
asociaal
antipthie
non-actief
misdragen
wantoestand
herinrichten
ex-man
minibus
interland
Slide 13 - Tekstslide
Achtervoegsels
Door het achtervoegsel kan de betekenis van het woord veranderen. Het achtervoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.