oefentoets Politiek

Deze politieke partij is politiek links:
A
VVD
B
PVV
C
Christenunie
D
SP
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze politieke partij is politiek links:
A
VVD
B
PVV
C
Christenunie
D
SP

Slide 1 - Quizvraag


Wat is een rechtsstaat?
A
Een staat waarin de overheid de absolute macht heeft
B
Een staat waarin de burgers zich aan wetten moeten houden
C
Een staat waarin de burgers en de overheid zich aan de wetten moeten houden
D
Een staat waarin de koning de absolute macht heeft

Slide 2 - Quizvraag

Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk regeert

Slide 3 - Quizvraag

Deze politieke partij is politiek rechts
A
D66
B
VVD
C
PvdA
D
PvdD

Slide 4 - Quizvraag

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.

Slide 5 - Quizvraag

Politieke stromingen: socialisten
A
Gelijkheid
B
Op basis van geloof
C
individuele vrijheid
D
Alles houden zoals het was

Slide 6 - Quizvraag

actief kiesrecht
A
Rechten die erg belangrijk zijn.
B
Rechten over de zorggebieden van de overheid, d.w.z. gebieden die het welzijn van de burgers bevorderen (volksgezondheid, milieu, werkgelegenheid, onderwijs).
C
Als je zelf gaat stemmen.
D
Als je jezelf laat kiezen.

Slide 7 - Quizvraag

Politieke stromingen: confessionelen
A
Gelijkheid
B
Op basis van geloof
C
individuele vrijheid
D
Alles houden zoals het was

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling:
De koning zit in?
A
Het kabinet
B
Het kabinet en de regering
C
De regering
D
Regeert onafhankelijk van de regering

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de regering?
A
de ministers
B
de ministers en de koning
C
iedereen die in de Tweede Kamer werkt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het kabinet?
A
alle ministers
B
alle staatssecretarissen
C
de ministers en staatssecretarissen samen

Slide 11 - Quizvraag

Welke politieke stromingen heb je in Nederland?
A
Liberalisme, confessionalime, feminisme
B
Socialisme, liberalisme
C
Confessionalisme, liberalisme, socialisme
D
Communisme, confessionalisme, liberalisme

Slide 12 - Quizvraag

Op Prinsjesdag leest de regering de plannen van de regering voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag


Wat is geen politieke stroming?
A
Liberalisme
B
Liberaal-Socialist
C
Christen-Democratie
D
Sociaal-Democratie

Slide 14 - Quizvraag

Politieke stromingen: Liberalen
A
Gelijkheid
B
Op basis van geloof
C
individuele vrijheid
D
Alles houden zoals het was

Slide 15 - Quizvraag

Referendum
A
Burgers regeren en hebben een grote mate van inspraak op de besluiten.
B
Er worden vertegenwoordigers gekozen die voor ons besturen.
C
De hele bevolking regeert als het ware direct mee.
D
Volksraadpleging.

Slide 16 - Quizvraag

De regering regeert en het Parlement is de helpende hand
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een Regeerakkoord?
A
De regels om samen te werken in de regering.
B
Een lijst met eisen om in de regering te komen.
C
De plannen van de regering voor de komende jaren.
D
Antwoord A, B en C zijn onjuist.

Slide 18 - Quizvraag

De politiek is dus onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt de politiek gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de rijksbegroting?
A
overzicht van alle verwachte inkomsten en uitgaven
B
Belasting op ongezonde producten
C
Alle btw op producten
D
Overzicht van de basisbehoeften

Slide 20 - Quizvraag

Ik ga, als ik zou kunnen dan he, stemmen op:
A
Partij van de Dieren
B
Jezus leeft
C
partij voor normale mensen
D
Op mezelf

Slide 21 - Quizvraag

Als je het onderwijs zou willen verbeteren als minister van onderwijs wat zou je als eerste doen?
A
zorgen dat leraren meer geld krijgen
B
School leuker maken door kleurtjes
C
Alle laptops en smartphones enzo verbieden
D
langere vakanties

Slide 22 - Quizvraag

Noem een kleur onder de 10
A
Maandag
B
Oktober
C
Woensdag
D
September

Slide 23 - Quizvraag

Ik wil later de politiek in
A
ja
B
nee
C
Mischien
D
echt nie

Slide 24 - Quizvraag

Naar den Haag neem ik mee
A
lunch
B
ID of paspoort
C
Mijn goede humeur
D
geld

Slide 25 - Quizvraag