Betaalmiddelen in de retail

Lesdoel: 
  • Je leert welke betaalmiddelen er bestaan
  • hoe je de betaalmiddelen moet gebruiken
  • opfrissen rekenvaardigheden
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Lesdoel: 
  • Je leert welke betaalmiddelen er bestaan
  • hoe je de betaalmiddelen moet gebruiken
  • opfrissen rekenvaardigheden

Slide 1 - Tekstslide

Betaalmiddelen?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Cash betalen
Baar geld, cash of contant geld is het oudste en bekendste betaalmiddel. 

Nadeel: risico op verlies
Voordeel: rechtstreekse vorm van betalen

Geen financiële instelling bij betrokken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Cash in ontvangst nemen
  • noem het totaalbedrag, tel luidop om het wisselgeld te geven
  • papiergeld in geldklem of leg apart tot je wisselgeld hebt teruggegeven
  • indeling van de geldlade (munten, biljetten (gekopt), grote biljetten)
  • afronden: 1 en 2 cent
  • echtheid van biljetten controleren (valsgelddetector, vals geld pen, op het zicht: voel, kijk, kantel-methode (video info tss 0.53-3.40) + munten

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Volgens welke methode kan je op het zicht geld controleren op echtheid?
A
valsgelddetector
B
voel kijk kantel-methode
C
vals geld pen
D
LSD-methode

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat is het gebruik van een debetkaart op een zichtrekening?
A
Om creditcard schulden af te lossen.
B
Om online aankopen te financieren.
C
Om geld te sparen voor later.
D
Om direct betalingen te doen en geld op te nemen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent 'zichtrekening' in het Nederlands?
A
Een rekening waarop je dagelijks geld beheert.
B
Een rekening voor belastingteruggave.
C
Een rekening voor buitenlandse transacties.
D
Een rekening voor lange termijn investeringen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een debetkaart?
A
Een kaart waarmee je geld verdient.
B
Een kaart waarmee je direct betaalt.
C
Een kaart waarmee je online shopt.
D
Een kaart waarmee je geld leent.

Slide 14 - Quizvraag

Welke functie heeft een kredietkaart?
A
Wereldwijd betalen en geld opnemen.
B
Alleen geld opnemen in eigen land.
C
Alleen betalen in fysieke winkels.
D
Beperkt tot online aankopen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een kredietkaart?
A
Geen jaarlijkse kosten.
B
Mogelijkheid tot gespreid betalen van uitgaven.
C
Directe afschrijving van betaalrekening.
D
Alleen te gebruiken in eigen land.

Slide 16 - Quizvraag

Debet kaart
  • alle elektronische verrichtingen
  • rechtstreeks van de zichtrekening
  • herkenbaar Logo


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kredietkaart
  • Vandaag kopen, later betalen
  • gebruiken bij handelaars waar logo zichtbaar is
  • online
  • in het buitenland

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

GSM
  • Contactloos betalen
  • verzoek betaling van de handelaar
  • klant en handelaar ontvangen bevestiging transactie

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de betekenis van 'Betalen met de GSM'?
A
Betalen met je mobiele telefoon
B
Betalen met contant geld
C
Betalen met een pinpas
D
Betalen met een creditcard

Slide 23 - Quizvraag

Wat heb je nodig om met Payconiq te betalen?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
gsm
B
geheime code
C
bancontact app of payconiq
D
zichtrekening

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Waarvoor kunnen maaltijdcheques gebruikt worden?
A
Voor reiskosten betalen.
B
Alleen voor voedingsaankopen.
C
kledij aan te kopen
D
betalen in het restaurant

Slide 26 - Quizvraag

Maaltijdcheques
  • Betalen in buurtwinkels, supermarkten, restaurants of broodjeszaken 
  • enkel voor voeding
  • elektronische kaart
  • handelaar moet aangesloten zijn

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Voor wat kun je ecocheques gebruiken?
A
ecologische diensten en producten
B
brood en vlees
C
voor alles
D
om je elektriciteitsrekening te betalen

Slide 29 - Quizvraag

Ecocheque is opgebouwd rond 3 categorieën
Welke?
A
ecologische producten en diensten
B
duurzame mobiliteit en vrije tijd,
C
hergebruik, recyclage en afvalpreventie
D
voeding en ecologie

Slide 30 - Quizvraag

ecocheques
  • officiële lijst met producten (beperkt gebruik) ecologische producten en diensten
  • hetzelfde systeem als maaltijdcheques

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Cadeaubon
  • waardebon
  • aangegeven bedrag
  • gekoppeld aan  geselecteerde winkel
  • niet inruilbaar voor geld
  • bedrag in 1 keer te besteden 

Slide 33 - Tekstslide

Wat betekent 'niet inruilbaar voor geld'?
A
Kan niet worden omgezet in contant geld
B
Kan worden verkocht aan een vriend
C
Kan worden geruild bij een andere winkel
D
Kan worden ingewisseld voor andere goederen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is een 'cadeaubon gekoppeld aan een winkel'?
A
Een bon die alleen op feestdagen geldig is
B
Een bon die alleen bij een specifieke winkel kan worden gebruikt
C
Een bon die online kan worden ingewisseld
D
Een bon die overal kan worden gebruikt

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent 'aangegeven bedrag'?
A
Het specifieke geldbedrag dat op de bon staat
B
Een bedrag dat alleen in de winkel kan worden gebruikt
C
Een bedrag dat door de ontvanger kan worden bepaald
D
Een willekeurig bedrag dat kan worden gekozen

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Welke rekenvaardigheden moet een retailmedewerker hebben?
1) Intro belang van goede rekenvaardigheden:

Bekijk de video van 'leerwerkboek Diddit' (Lift 3 - Thema 5 - level 7 p 158)

2) Stappen om te 'trainen' op de rekenvaardigheden:

Neem de instructiefiche 'rekenvaardigheden' door
Maak de aangeboden oefeningen

Slide 38 - Tekstslide

Instructiefiches Rekenvaardigheden
  • Correct tellen: in groepjes van twee
  • eenvoudige hoofdbewerkingen uitvoeren
  • regel van drie (zie video)
  • procenten berekenen 


Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Oefeningen
  • Herhaling rekenvaardigheden oefenbundel

Slide 41 - Tekstslide

Waar vind ik de theorie terug?
Instructiefiches: cursus kassawerk
  • verschillende betalingsmogelijkheden afhandelen
  • wisselgeld en kassabon aan de klant overhandigen
  • betaalmiddelen in ontvangst nemen
  • echtheid biljetten

Slide 42 - Tekstslide