In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
7.3 Chromatografie en colorimetrie
Slide 1 - Tekstslide
korte herhaling
Chromatografie
Coulorometrie en Ijklijnen
Titratie
Wat herhalen we vandaag?
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les kun je:
uitleggen hoe chromatografie werkt.
de Rf-waarden bepalen in een chromatogram.
uitleggen hoe colorimetrie werkt.
een ijklijn gebruiken om de concentratie van een monster te bepalen.
Leerdoelen van deze les
Slide 3 - Tekstslide
Wat is kwantitatief onderzoek?
A
Onderzoek naar kwantum deeltjes
B
Onderzoek naar de aanwezigheid van een stof
C
Onderzoek naar de hoeveelheid van een stof
D
Onderzoek naar de relatie tussen kwanti en tatief
Slide 4 - Quizvraag
Titreren is een kwantitatieve bepaling. Wat is kwantitatief onderzoek?
A
Onderzoek naar kwantum deeltjes
B
Onderzoeken welke stof het is
C
Onderzoeken hoeveel stof het is
D
Onderzoek naar de relatie tussen kwanti en tatief
Slide 5 - Quizvraag
De ADI en LD-50 worden allebei uitgedrukt in
A
ppm
B
ppb
C
mg/kg
D
mg/L
Slide 6 - Quizvraag
Een persoon van 70 kg krijgt 500 mg aspartaam binnen. Is de ADI-waarde van 40mg/kg overschreden?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Kwalitatieve analysemethode
Geschikt voor vloeibare en vaste stof mengsels.
Gebruik van twee fasen: mobiele (beweegbare) fase en stationaire (stilstaande) fase.
Eén fase is hydrofiel, de andere fase is hydrofoob.
Afhankelijk van oplosbaarheid van de stof in het monster in de loopvloeistof en het aanhechtingsvermogen aan het papier, beweegt de stof in meer of mindere mate met de mobiele fase mee.
Scheiding van mengsels op basis van oplosbaarheid (mobiele fase) en aanhechtingsvermogen (stationaire fase)
Voor aantonen van stoffen en zuiveren van mengsels.
Papier-, dunnelaag- en kolomchromatografie.
Chromatografie
Slide 8 - Tekstslide
kolomchromatografie
papierchromatografie
dunnelaag chromatografie (TLC)
gaschromatografie
vloeistofchromatografie
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Papierchromatografie
Papier (stationaire fase)=hydrofiel
Oplosmiddel (mobiele fase) = hydrofoob
Meest hydrofobe stof houdt van hydrofobe oplosmiddel en eindigt hoger op het chromatogram.
Gele stof is dus meest hydrofoob hier.
Slide 11 - Tekstslide
Chromatografie
Vaste fase: chromatografie papier
Mobiele fase: de loopvloeistof. Deze loopt langs de vaste fase
Slide 12 - Tekstslide
Chromatografie
Rf waarde: retentiefactor
is een stofeigenschap
Hoe hoger de Rf-waarde, hoe beter de stof was opgelost in de loopvloeistof (mobiele fase).
Hoe lager de Rf-waarde hoe beter de stof hecht aan het papier (stationaire fase).
De Rf-waarde kun je berekenen met:
BA
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Rf waarde: hoe dan?
Groen
Rood
Blauw
Slide 15 - Tekstslide
Het chromatogram van een practicum ziet er zo uit:
Wat is de Rf waarde van de blauwe vlek?
Rf waarde: even oefenen
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de Rf-waarde voor de blauwe stip?
A
1,13
B
0,58
C
0,78
D
0,92
Slide 17 - Quizvraag
Bij (papier)chromatografie hebben stippen hoog op het chromatografiepapier meer affiniteit met de ..(1).. fase, terwijl stippen laag op het papier meer affiniteit hebben met de ..(2).. fase
A
(1) mobiele
(2) stationaire
B
(1) stationaire
(2) mobiele
C
(1) mobiele
(2) mobiele
D
(1) stationaire
(2) stationaire
Slide 18 - Quizvraag
Referentie
Met een referentie (bekende stof) kun je aantonen dat dezelfde stof aanwezig is in je monster -> gelijke Rf-waarde.