- weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn;
- kun je subjectieve informatie herkennen.
Open je boek op bladzijde 25
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Aan het eind van deze week:
- Weet je wat een betoog is;
- weet je wat feiten, meningen en argumenten zijn;
- kun je subjectieve informatie herkennen.
Open je boek op bladzijde 25
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling mening/argumenten
Tekst met mening/argumenten: betoog
In een betoog heeft een schrijver een bepaalde mening
De schrijver wil je overtuigen van zijn/haar mening
Met goede argumenten probeert schrijver mening duidelijk te maken
Goede argumenten bepalen of een mening klopt of niet
Subjectief: meningen = niet wetenschappelijke onderbouwde informatie
Argumenten kunnen subjectief én objectief zijn
Slide 2 - Tekstslide
Voorbeeld
Lessen op de middelbare school zouden pas moeten beginnen vanaf 9:15 in plaats van 8:15
Argument 1: Uit onderzoek blijkt dat als leerlingen 1 uur later zouden beginnen op school, zij meer slaap krijgen en dit bijdraagt aan verminderde vermoeidheid en betere schoolprestaties.
Argument 2: Kinderen vinden het niet leuk om vroeg op te staan en zijn daarom minder gemotiveerd.
Subjectief of objectief?
Slide 3 - Tekstslide
De schrijver in een betoog geeft zijn mening. Wat is zijn doel?
A
De lezer uitleg geven
B
De lezer overtuigen
C
De lezer informeren
D
De lezer overhalen
Slide 4 - Quizvraag
Subjectief of objectief?
'Dat is het mooiste huis van de straat.'
A
Objectief
B
Subjectief
Slide 5 - Quizvraag
Onder aan de advertentie staan twee zinnen.
Zijn dit feiten of meningen?
A
Feiten
B
Meningen
C
Een feit en een mening
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het argument in:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
A
Gokken is verslavend
B
Gokken moet verboden worden
C
Ik ben aan gokverslaafd
D
Verslavende dingen moeten verboden worden
Slide 7 - Quizvraag
De schrijver geeft zijn mening: Dit is de slechtste shoarma die ik ooit heb gehad.
Is deze tekst objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 8 - Quizvraag
Als een argument over een feit gaat, is het dan een subjectief of objectief argument?
A
objectief
B
subjectief
Slide 9 - Quizvraag
Feit, mening of argument?
A
Argument
B
Feit
C
Mening
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het argument in:
Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
A
Ik eet geen pindakaas
B
Ik ben allergisch
C
Ik ben dol op pindakaas
D
Ik ben allergisch voor pinda's
Slide 11 - Quizvraag
"De aarde warmt helemaal niet op. Er valt nog steeds ontzettend veel sneeuw en ik heb het het hele voorjaar koud gehad."
A
Objectief argument
B
Subjectief argument
Slide 12 - Quizvraag
Argumenten kunnen zowel objectief als subjectief zijn.