breuken gelijknamig maken 3

Breuken: Gelijknamig maken van breuken.

1 / 17

Slide 1: Tekstslide

RekenenBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Lesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Breuken: Gelijknamig maken van breuken.

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen

Doel van deze les:

- Je kunt breuken gelijknamig maken.

- Je kunt twee breuken met elkaar optellen of aftrekken.

Slide 2 - Tekstslide

Een breuk heeft een teller en een noemer.

teller

bijvoorbeeld

noemer

\frac{​ t ​ ​}{​ n ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Slide 3 - Tekstslide

Stel je voor je ziet de som

......+ .....= zoals je ziet zijn de noemers niet gelijk.

Weet je nog? Maak altijd een verhoudingstabel.

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

Schrijf de tafel van 2 op, en doe hetzelfde met de tafel van 3. Is er een getal dat in de tafel van 2 en 3 voorkomt?

Slide 4 - Tekstslide

tafel van 2 bovenaan

We zien nu 6 als het getal dat overeen komt

tafel van 3 hieronder

Slide 5 - Tekstslide

Stel je voor je ziet de som

......+ .....= We weten nu dat het onderste getal van de

breuk 6 moet worden.

Als ik van .... 6-den maak dan heb ik 3x2 gedaan.

omdat ik het onderste getal 3x gedaan heb moet ik dat ook met de teller doen, in dit geval 3x1=3 de breuk ....

wordt dan .....

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 6 ​}

Slide 6 - Tekstslide

Nu jullie:

Je weet al dat het 6-den moeten worden. Verander

...... is .....

Weet je nog? Als je 3 in 6 verandert dan doe je x?

Dan moet je dat bovenaan ook doen.

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 7 - Tekstslide

gelijknamig maken

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de uitkomst?
... + ... = ?

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​}

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg:

... +... = ... Ze zijn niet gelijkmatig, maar in de tafel van 2 komt

ook het getal 4 voor. Ik ga dus van ... 4-den maken. 2x2 =4

het bovenste getal van de breuk moet dan ook x2 1x2 is 2

Antwoord: ........ + .... = ...

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Slide 10 - Tekstslide

... + ... =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 9 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 3 ​}

Slide 11 - Quizvraag

.... + ....=

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 7 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 2 8 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 1 0 ​ ​}{​ 2 1 ​}

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 1 ​}

Slide 12 - Quizvraag

.... - ....=

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 3 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​}

\frac{​ 0 ​ ​}{​ 1 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 13 - Quizvraag

... - ... =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​}

Slide 14 - Quizvraag

Maak een opdracht breuken optellen en maak een les breuken aftrekken.

Slide 15 - Tekstslide

https:

Slide 16 - Link

Wil je hieronder invullen wat je nog moeilijk vond of nog een keer instructie in wilt?

Slide 17 - Open vraag