Ontwikkelingspsychologie

Ontwikkelingspsychologie in een notendop
Herhaling 2de graad
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
GedragswetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingspsychologie in een notendop
Herhaling 2de graad

Slide 1 - Tekstslide

Definitie ontwikkelingspsychologie

is de wetenschappelijke studie (1) naar de patronen van groei, verandering en stabiliteit (3) bij mensen (2) vanaf de conceptie tot aan ouderdom.  Het accent ligt op de jaren tot de volwassenheid, waarin veranderingen het snelst opvolgen (Feldman, 2020).




Slide 2 - Tekstslide

Ontwikkelingspsychologie wordt onderverdeeld in levensloopfasen

Prenatale fase (conceptie tot geboorte)
 Baby (geboorte tot 1,5 jaar)
 Peuter (1,5 jaar tot 3 jaar)
Vroege kindertijd (3 jaar tot 6 jaar)
 Midden kindertijd (6 jaar tot 12 jaar)
 Adolescentie (12 jaar tot 20 jaar)
Vroege volwassenheid (20 jaar tot 30 jaar)
 Midden volwassenheid (30 jaar tot 50 jaar)
 Late volwassenheid (vanaf 50 jaar)

Westers onderzoek, dus Westerse gemiddelde




  
Ontwikkelingspsychologie wordt onderverdeeld in ontwikkelingsdomeinen of - gebieden

Fysieke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal emotionele ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling
Morele ontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkelen wordt gekenmerkt door 
3 ontwikkelingsvormen
Groeien
Rijpen
Leren
Het lichaam neemt in ‘omvang’ en in mogelijkheden toe.
De organen maken zich klaar om hun functie op te nemen.
Er worden nieuwe mogelijkheden aangeleerd.  

Slide 5 - Tekstslide

Ontwikkelen in een sociale wereld
Er zijn veel factoren die de menselijke ontwikkeling beïnvloeden:

  • enerzijds behoren we tot een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn en daardoor vaak beïnvloedt worden door dezelfde sociaal historische gebeurtenissen: voorbeeld corona, oorlog in Oekraïne... Dit zijn normatieve gebeurtenissen.
  •  anderzijds zijn er ook niet normatieve gebeurtenissen, dit zijn gebeurtenissen die zich enkel in het leven van bepaalde mensen: voorbeelden lotto winnen, ondergaan van een levensbedreigende operatie...

Slide 6 - Tekstslide

Ontwikkelingspsychologie doorheen de tijd
  •  Eind 18de eeuw was het populair om kinderbiografieën bij te houden, dit had dankzij  Charles Darwin (evolutietheorie) een wetenschappelijk karakter.
  • Industrialisatie en opkomst van de leerplicht zorgt voor nieuwe psychologische inzichten en het ontstaan van de ontwikkelingspsychologie.
  • Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw ontstond er ook studies, zoals de Genetic studies of Genius waarbij op een grootschalige systematische en langdurige manier onderzoek gedaan werd naar de ontwikkeling van kinderen. Het zijn deze studies die het belang van de discipline zichtbaar maakte voor een groeiende groep mensen.

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Vooruitgang in de ontwikkeling: als de persoon nieuwe mogelijkheden verwerft (voorbeeld: baby kruipt - rechttrekken - stappen)
  • Achteruitgang in de ontwikkeling: d.w.z. dat we bepaalde vaardigheden minder goed kunnen (voorbeeld: reukzin bij de geboorte)
  • Continue verandering in de ontwikkeling: geleidelijk, de prestaties vloeien op een bepaald niveau voort uit die van de vorige niveaus (voorbeeld: taal)
  • Discontinue verandering in de ontwikkeling: vindt plaats in unieke fasen, waarbij in elke fase andere vaardigheden aan bod komen. (overgang kindertijd - puberteit)

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Kritische periode: in een levensloopfase vindt een bepaalde ontwikkeling van een kenmerk plaats. Indien dit niet in die periode gebeurt, is het moeilijk(er) om die eigenschap later te ontwikkelen. Stimulatie van de omgeving is noodzakelijk in zo’n periode (voorbeeld: zindelijkheid)
  • Gevoelige periode: zijn we extra nieuwsgierig om een bepaald onderdeel van de ontwikkeling te leren ( voorbeeld: 1ste leerjaar - leren schrijven). 
  • Nature - Nurture debat: draait om de vraag of wie we zijn meer bepaald wordt door onze genen (nature) of door onze omgeving en ervaringen (nurture). Een voorbeeld van het samenspel tussen nature en nurture is intelligentie.  

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke vraagstukken bij thema's van de ontwikkelingspsychologie (2de en 3de graad)

Slide 10 - Tekstslide

Enkele belangrijke ontwikkelingstheorieën in de geschiedenis
  • Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 
  • Hechting volgens John Bowlby 
  • De psychosociale ontwikkelingstheorie van Eric Erikson
  • Morele ontwikkelingstheorie van Lawrence kohlberg 
  • De psychoanalyse volgens Sigmond Freud 

Slide 11 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 
(1896 - 1980) 

Slide 12 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 

Een cognitief schema is een innerlijke weergave van onderwerpen.  We vormen in ons leven innerlijke schema's van allerlei zaken zoals bijvoorbeeld onze ouders, liefde, oorlog... 

Deze schema's veranderen door de ontwikkeling van onze
hersenen en de ervaringen die we mee
maken.

Slide 13 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Jean Piaget 

  • Senso-motorisch handelen (0-2 jaar): objectpermanentie
  • Pre-operationeel denken (2-7 jaar): symbolisch denken, hun denken is nog steeds niet logisch
  • Concreet-operationeel denken (7-12 jaar): systematisch en logisch denken
  • Formeel-operationeel denken (vanaf 12 jaar): abstract denken en redeneren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Senso
motorische fase
Pre-
operationele fase
Concreet 
operationele 
fase
Formeel 
operationele 
fase

Magisch denken

Object
permanentie
Cognitieve schema’s van meer
abstracte begrippen (liefde, oorlog…)

Concrete begrippen zijn nodig om logisch
te redeneren

Moeten niet meer iets voor zich zien
om het te snappen

Slide 16 - Sleepvraag

Kritiek op de Theorie van Jean Piaget
Jean Piaget's theorie van cognitieve ontwikkeling heeft veel bijgedragen aan het begrip van kinderontwikkeling. Echter, zoals met elke theorie, zijn er kritiekpunten:

  • Veel onderzoekers geloven dat Piaget de cognitieve vaardigheden van kinderen onderschatte. 
  • Hij hield te weinig rekening met de kracht van de taalontwikkeling.
  • Piaget's theorie is sterk gefaseerd, wat suggereert dat kinderen in zeer specifieke patronen en op specifieke leeftijden door verschillende stadia van cognitieve ontwikkeling gaan. Echter, later onderzoek heeft aangetoond dat de cognitieve ontwikkeling vaak meer vloeiend en minder stadium-gebonden is dan Piaget voorstelde.

Slide 17 - Tekstslide

Kritiek op de Theorie van Jean Piaget
• Piaget's theorie focust voornamelijk op de individuele cognitieve ontwikkeling en negeert grotendeels de invloed van sociale en culturele factoren. Veel hedendaagse onderzoekers benadrukken het belang van deze factoren in de cognitieve ontwikkeling van kinderen.
• Hij deed zijn onderzoek bij een beperkt aantal kinderen, vandaag doet men onderzoek op veel grotere aantallen kinderen.
• Hij deed onderzoek op zijn eigen kinderen.


Slide 18 - Tekstslide

Hechting volgens John Bowlby 
(1907 - 1990) 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is hechting?

Slide 20 - Woordweb

Maar wat is nu hechting?
Onder hechting verstaan we de emotionele, affectieve en duurzame band tussen zijn ouder (opvoeder) en kind. Voor een kind betekent dit dat hij troost en nabijheid vindt bij zijn ouder, vooral als hij bang, gespannen of verdrietig is.

De basis voor de hechtingsrelatie wordt gelegd in het eerste levensjaar en blijft het hele leven van belang. De wijze waarop kinderen zijn gehecht, wordt zichtbaar als de kinderen 12 á 15 maanden oud zijn.

Slide 21 - Tekstslide

De basis van die hechtingsrelatie is mede afhankelijk van factoren
  • Kindfactoren zoals een aangeboren afwijking, het temperament of een moeilijke start.
  • Ouderfactoren zoals een depressie bij de ouder, postnatale stress, eigen jeugdherinneringen en rolmodellen.
  • Omgevingsfactoren zoals het sociale netwerk of armoede.
  •  De hechting van de ouders: een ouder die zelf een onveilige hechtingsrelatie heeft ervaren, zal meer moeite hebben een stabiele, veilige, relatie op te bouwen met zijn kind.

Wanneer een kind een veilige hechtingsrelatie opbouwt met zijn ouders, vergroot dat de kans op een ongestoorde, met name sociale en emotionele, ontwikkeling. Ook bevordert een veilige hechting nieuwsgierigheid, leergierigheid en het toegeven aan de drang tot exploratie.

Slide 22 - Tekstslide

Hechtingstheorie John Bowlby 

Volgens Bowlby zijn er vijf instinctieve reacties die verband houden met gehechtheid: zuigen, zich vastklampen, volgen, huilen en glimlachen. Hij benadrukte het belang van een goede interactie tussen ouder (opvoeder) en kind nodig is om een goede hechting tot stand te laten komen.

In eerste instantie omschreef deze theorie de hechting bij jonge kinderen, maar ondertussen is de theorie uitgebreid naar de hechting bij relaties tussen volwassenen 
(partneranalyse).

Slide 23 - Tekstslide

Hechtingstheorie John Bowlby 
Er zijn vier verschillende hechtingsstijlen binnen de hechtingstheorie:

  • De veilige hechting (zorgfiguur is toegankelijk -warm)
  • De angstig-ambivalente hechting (separatieangst - zorgfiguur is afwezig op cruciale momenten)
  • De vermijdende hechting (zorgfiguur is afstandelijk)
  • De gedesorganiseerde hechting (zorgfiguur is onvoorspelbaar/trauma's)

 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Opdracht sociale experimenten
Verschillende psychologen voerden experimenten uit omtrent gehechtheid. 

 We bespreken drie experimenten: 
  • het experiment van Mary Ainsworth  
  • het experiment van René Spitz  
  • het experiment van Harry Harlow

Per tafel vind je informatie over een experiment. Lees het experiment en informeer jouw medeleerlingen hieromtrent.

Slide 26 - Tekstslide

Het experiment van Mary Ainsworth

Slide 27 - Tekstslide

Het experiment van René Spitz (pasgeboren baby’s)

Slide 28 - Tekstslide

Het experiment van Harry Harlow


Slide 29 - Tekstslide

De psychosociale ontwikkelingstheorie van Eric Erikson (1902 –1994) 

Slide 30 - Tekstslide

De psychosociale ontwikkelingstheorie van Eric Erikson
  • Hij deed vooral onderzoek naar de invloed van de samenleving op de ontwikkeling van kinderen. 
  • Hij is bekend vanwege zijn theorie van de 8 ontwikkelingsfase, die hij introduceerde in 1963. Deze theorie richt zich op het spanningsveld tussen de behoeften en wensen van het kind als individu en de voortdurend veranderende eisen van de sociale omgeving tijdens de ontwikkeling. 

Slide 31 - Tekstslide

De psychosociale ontwikkelingstheorie van Eric Erikson

  • Iedere fase in de psychosociale ontwikkeling van de mens wordt gekenmerkt door een conflict. Dit conflict moet op positieve wijze opgelost worden voordat het individu kan doorgaan naar de volgende fase (vertrouwen versus wantrouwen). 
  • Vergeleken met het model van Sigmund Freud (1856-1939), de grondlegger van de psychoanalyse, geeft het minder ruimte aan het onbewuste van de psychoseksuele dimensie.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht: Bekijk het filmpje over 8 fasen van Erikson. 
 Vul het schema verder aan.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Kritiek op de theorie van Erik Erikson



  • Critici van Erikson's theorie zeggen dat zijn theorie meer van toepassing is op jongens dan op meisjes, en dat er meer aandacht wordt besteed aan de kindertijd dan aan het volwassen leven, ondanks de bewering dat het een theorie over alle levensfasen is.

  • Er zijn veel vragen gerezen omtrent Erikson's overtuiging van identiteitsvorming. Want hoe zit het met volwassenen die zichzelf herontdekken en een ander begrip van hun leven ontwikkelen als gevolg van de veranderingen en ervaringen die ze in het leven opdoen?


Slide 35 - Tekstslide

Morele ontwikkeling - stadiumtheorie Lawrence Kohlberg (1927 – 1987) 

Slide 36 - Tekstslide

Het Heinz dilemma
Een man genaamd Heinz heeft een zieke vrouw die een bepaald medicijn nodig heeft om te overleven. Het medicijn is echter erg duur en Heinz kan het niet betalen. Na het uitputten van alle legale middelen om het medicijn te verkrijgen, overweegt Heinz het medicijn te stelen om zijn vrouw te redden.

1. Moet Heinz het medicijn stelen?
2. Als Heinz niet van zijn vrouw hield, zou het dan een verschil maken?
3. Wat als de stervende niet zijn vrouw is, maar een vreemde?
4. Moet de politie de fabrikant arresteren voor moord als de vrouw sterft?

Slide 37 - Tekstslide

Morele ontwikkeling - stadiumtheorie Lawrence Kohlberg
Hij deed vooral onderzoek naar de manier waarop mensen (vanaf 10 jaar) redeneren in morele probleemsituaties.  Hij gebruikte de methode van morele dilemma's (zoals het Heinz dilemma)

Kohlberg heeft drie niveaus gevonden in de ontwikkeling van wat wij moraal oké en niet oké vinden. Elk niveau heeft twee fases. 

  1.  Preconventioneel niveau: juist of fout wordt bepaald door straffen en beloningen. 
  2. Conventioneel niveau: Goed is wat de groep zegt, wat anderen denken
  3. Postconventioneel niveau: Goed doen wordt bepaald door hogere waarden en persoonlijk waardesysteem 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Theorie - dilemma Heinz
Niveau 1: Preconventionele moraliteit

Fase 1 Gehoorzaamheid en straforiëntatie: Beslissingen worden genomen op basis van de angst voor straf. Bijvoorbeeld, Heinz : zou het medicijn niet stelen uit angst voor gevangenisstraf.
Fase 2 Eigenbelangoriëntatie: Beslissingen worden genomen op basis van wat het beste is voor het individu. Bijvoorbeeld, Heinz zou het medicijn stelen omdat hij zijn vrouw nodig heeft.
 dan het handhaven van de wet.

Slide 40 - Tekstslide

Theorie - dilemma Heinz
Niveau 2: Conventionele moraliteit

Fase 3 Interpersoonlijke relaties: Beslissingen worden genomen op basis van wat anderen zouden denken. Bijvoorbeeld, Heinz zou het medicijn stelen omdat hij denkt dat anderen hetzelfde zouden doen in zijn situatie.
Fase 4 Behoud van het sociale systeem: Beslissingen worden genomen op basis van het handhaven van de wet en orde. Bijvoorbeeld, Heinz zou het medicijn niet stelen omdat het illegaal is.

Slide 41 - Tekstslide

Theorie - dilemma Heinz
Niveau 3: Postconventionele moraliteit

Fase 5 Sociaal contract: Beslissingen worden genomen op basis van wat het beste is voor de samenleving als geheel. Bijvoorbeeld, Heinz zou het medicijn stelen omdat de prijs van het medicijn onredelijk is.
Fase 6 Universele ethische principes: Beslissingen worden genomen op basis van persoonlijke morele principes die universeel als juist worden beschouwd. Bijvoorbeeld, Heinz zou het medicijn stelen omdat hij gelooft dat het redden van een leven belangrijker is dan het handhaven van de wet.

Slide 42 - Tekstslide

Morele ontwikkeling - stadiumtheorie Lawrence Kohlberg
  • Kohlberg bouwde voort op het werk van Jean Piaget
  • Cross-cultureel onderzoek: grote groepen kinderen, jongeren en volwassenen verspreid over verschillende culturen

Slide 43 - Tekstslide

Kritiek op de theorie van Lawrence Kohlberg?
  • Deze staafde zijn overtuiging dat er aan de vaste volgorde van de zes fasen niet getornd mocht worden ( dus gefaseerd), terwijl dit aspect van Piagets theorie op andere gebieden van de cognitieve ontwikkeling steeds minder steun kreeg.
  • Verder bleek Kohlberg voor het bestaan van zijn zesde fase onvoldoende empirisch bewijs te kunnen leveren.
  • Hij zou de neiging gehad hebben om sociaal wenselijke antwoorden te geven die de voorspellende waarde ervan teniet doen.
  • Tevens schreef Kohlberg dat vrouwen minder ontwikkelde moraal hebben dan mannen.

Slide 44 - Tekstslide

De psychoanalyse volgens Sigmond Freud 
(1856-1939)

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

De psychoanalyse volgens Sigmond Freud 
  • Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalyse
  • Term 'cognitieve onbewuste'  
  • Op zijn sofa behandelde hij patiënten door met ze te praten en hun dromen te interpreteren
  • Freud had zijn eigen psychiatrische praktijk (psychische stoornissen)

Slide 47 - Tekstslide

De psychoanalyse volgens Sigmond Freud 
Freud verdeelt de psychoseksuele ontwikkeling van kinderen in de volgende vijf fasen: 

  1. orale fase  
  2. anale fase  
  3. fallische fase 
  4. latentiefase
  5. genitale fase

Slide 48 - Tekstslide

Orale fase
Dit is de fase die een kind in het eerste levensjaar doormaakt. 
 In de orale fase wordt de hele omgeving verkend via de mond, lippen en tong. 
Baby’s zuigen op hun eigen vingers en hebben zin om te experimenteren met voedsel in hun mond. 

 Zuigen aan de moederborst geeft het kind een prettig gevoel. Deze fase is heel belangrijk omdat het sociaal vertrouwen opbouwt.

Slide 49 - Tekstslide

De anale fase
In de anale fase is de erogene zone de anus. 
Een kind doorloopt deze ontwikkelingsfase in het tweede tot derde levensjaar. 

Tijdens deze fase voelt het kind plezier bij het uitscheiden. Kinderen leren steeds meer dat zij de sluitspieren kunnen controleren en zo een zekere reinheid kunnen bereiken. Op deze manier oefenen kinderen controlemechanismen die onder geen beding verstoord mogen worden.

Als ouders te veel druk uitoefenen bij het aanleren van zindelijkheid, kan dit volgens Freud leiden tot psychische stoornissen en obsessieve persoonlijkheidstypen. Dit uit zich in gierigheid, sadistische wraakverlangens of genitale schaamte.

Slide 50 - Tekstslide

De fallische fase - oedipale fase 
Het genitale gebied staat centraal. Kinderen verkennen hun eigen genitaliën en spelen ermee. Ze tonen ook grote belangstelling voor de genitaliën van het andere geslacht.

In deze periode ontdekken jongens tot hun schrik dat meisjes hun penissen missen. Dit kan leiden tot castratieangst. Dit betekent dat de jongen angst ervaart om zijn penis kwijt te raken. Meisjes beseffen dat ze iets mankeren, dit heet Freud penisnijd. Het kleine meisje voelt zich dan ten opzichte van de jongen tekortgedaan en wenst eveneens een penis te bezitten. 

Slide 51 - Tekstslide

De fallische fase - oedipale fase 

Maar het centrale thema van deze fase is het Oedipuscomplex. Hierdoor voelen kinderen een zekere rivaliteit ten opzichte van de ouder van hetzelfde geslacht. Maar omdat de liefde zo sterk is, zet het kind de seksuele verlangens opzij. 

Als het oedipuscomplex echter niet kan worden overwonnen, kunnen neuroses en obsessieve-compulsieve stoornissen ontstaan.

Slide 52 - Tekstslide

Latentie fase
Tussen zeven en elf jaar staat de ontwikkeling van seksualiteit stil. 

Kinderen verliezen of onderdrukken in deze periode hun seksualiteit en andere zaken komen op de voorgrond. Ook valt op dat kinderen het andere geslacht afwijzen en geneigd zijn speelkameraadjes van hetzelfde geslacht te zoeken. 

Kinderen ontwikkelen gevoelens van schaamte en nemen afstand van hun ouders. Ze vinden het heel moeilijk om fysieke nabijheid te verdragen.

Slide 53 - Tekstslide

Genitale fase
Tijdens de puberteit doen kinderen en adolescenten hun eerste seksuele ervaringen op. 

 Vanaf dit moment spelen ook seksuele fantasieën een grote rol. 

Meisjes en jongens voelen zich aangetrokken tot het andere geslacht en doen nieuwe ervaringen op, zowel op het gebied van masturbatie als van seksueel contact. Zowel meisjes als jongens worden seksueel volwassen door hun eerste menstruatie of zaadlozing. Tijdens de puberteit worden adolescenten geplaagd door conflicten en innerlijke onrust.

Sommige kinderen kunnen in deze fase te maken krijgen met geslachtsidentiteitsstoornissen.

Slide 54 - Tekstslide

Kritiek op de theorie van Sigmond Freud
• Lustbehoeften in de kindertijd: Critici menen dat het zwaartepunt van de ontwikkeling bij zuigelingen niet ligt bij lust, maar bij liefde en genegenheid.

• Het kind als ego-gecentreerd wezen: Freud was van mening dat zuigelingen ego-gerelateerde wezens zijn die nog niet in staat zijn zich te binden. Tegenwoordig is echter bewezen dat zij hun moeders al vanaf de eerste dag benaderen.

• Oedipuscomplex: Sinds meisjes en jongens vanaf het begin samen opgroeien, is het niet meer gebruikelijk dat jongens castratieangst en meisjes penisnijd ontwikkelen. Ook de behoefte om zich met de moeder te verenigen en de vader te doden is vanuit het hedendaagse perspectief zeer twijfelachtig.

Slide 55 - Tekstslide

Kritiek op de theorie van Sigmond Freud
  • Ernstiger is de veelgehoorde kritiek dat Freud bedrog pleegde, door de verhalen van zijn patiënten zo te verdraaien dat ze binnen zijn theorie pasten. Ook experimenteerde hij graag op zijn patiënten. Bijvoorbeeld: Freud gaf bepaalde patiënten cocaïne.  

Slide 56 - Tekstslide

Wat nu in de 3de graad?
Jullie analyseren de ontwikkelingspsychologische domeinen binnen verschillende levensloopfasen aan de hand van ontwikkelingspsychologische theorieën.

Hoe?
op basis van cross-cultureel onderzoek
klassiek en recent onderzoek

Aandacht voor belangrijke vraagstukken:
continuïteit versus discontinuïteit 
nature-nurture debat

Slide 57 - Tekstslide