kleine aanpassingen tussentijds al kunnen aanpakken
klant weet elke keer waar hij aan toe is met zijn product
Slide 5 - Tekstslide
Agile (personelijk naar team)
- als je een taak niet af kunt krijgen meldt het op tijd
- als je ziek bent ook op tijd laten weten wat er overgenomen moet worden
Slide 6 - Tekstslide
interview
afspraken te maken
duidelijkheid te krijgen over project/product
op basis van het interview maak je een pakket van eisen. hierin staan alle afspraken die je met de klant maakt
Slide 7 - Tekstslide
Wie:
beschrijft de doelgroep die betrokken is bij het probleem. Het antwoord hierop is in de vorm van personen of groepen.
Slide 8 - Tekstslide
Wat:
maakt het probleem concreet door duidelijk te formuleren wat het effect van het probleem is en wat de wensen zijn van de oplossing. Deze vraag beschrijft de gerelateerde objecten, acties of processen.
Slide 9 - Tekstslide
Waar:
betreft de locatie of fysieke context. Denk hierbij aan de omgevingsomstandigheden (temperatuur, luchtvochtigheid, etc). Het antwoord op een plek, gebied, of werkplaats.
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer:
gaat over tijd gerelateerde aspecten, zoals het tijdstip en de frequentie waarmee het probleem zich voordoet. Verwachte antwoorden zijn een datum, tijd, doorlooptijd, frequentie of deadline.
Slide 11 - Tekstslide
Waarom:
tracht de achterliggende problemen te onderzoeken om zo de oorzaak te kunnen bepalen. Door steeds opnieuw de waarom vraag te stellen wordt op een steeds gedetailleerder niveau gekeken naar het probleem. Mogelijke antwoorden worden gegeven met de relatie tussen de oorzaak en het gevolg.
Slide 12 - Tekstslide
Hoe:
heeft betrekking tot de methode waarop het probleem opgelost kan worden. Inventariseer alvast de mogelijke oplossingsrichtingen. Kijk naar bestaande of eerder geprobeerde oplossingen. Wellicht is het mogelijk om hier inspiratie uit op te doen. Voorbeelden van mogelijke antwoorden zijn uitrusting, procedures of aanpassingen.
Slide 13 - Tekstslide
Hoeveel
kwantificeert het probleem, maar ook de oplossing. Denk aan hoe vaak het zich voor doet en hoeveel mensen behoefte hebben aan een oplossing. Een ander voorbeeld zijn kosten; wat is het mogelijke budget.