V3 NK K1 Brief 1

üben mit Schreiben
erste Aufgabe 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

üben mit Schreiben
erste Aufgabe 

Slide 1 - Tekstslide

Heute werden wir...
... gemeinsam einen ersten Brief schreiben. 
Ihr sollt dazu alle Grammatik und die Lernliste aus Kapitel 1 kennen.
Wenn ihr ein Buch braucht zum Nachschlagen, dann ist das noch okay. 

Slide 2 - Tekstslide

zuerst mal eine kleine Aufwärmung

Slide 3 - Tekstslide

Wie übersetzt man....
'af en toe'

Slide 4 - Open vraag

Wie übersetzt man....
'nauwelijks'

Slide 5 - Open vraag

Wie übersetzt man....
'de hele dag'

Slide 6 - Open vraag

Wie übersetzt man....
'binnenkort'

Slide 7 - Open vraag

Beste betekent liebe/lieber
A
JAAAAAAA
B
NEIN !!!!!!

Slide 8 - Quizvraag

Lieber gebruik je bij mannelijke personen / liebe bij vrouwelijke personen
A
Stimmt!!!!!
B
Stimmt gar nicht!!!!

Slide 9 - Quizvraag

Na de aanhef zet je
A
een punt
B
een komma
C
een vraagteken
D
niets

Slide 10 - Quizvraag

Na afsluitende groet komt
A
geen komma
B
wel een komma

Slide 11 - Quizvraag

und dann jetzt....
.... den Brief!

Du bist im Urlaub und schreibst deinem/deiner Freund*in 
eine E-Mail.  Du verarbeitest Folgendes:

Slide 12 - Tekstslide

Beste Lukas,

Slide 13 - Woordweb

Beste Loreley,

Slide 14 - Woordweb

Je begint een mail eigenlijk altijd met:
  • een bedankje voor zijn/haar mailtje.
  • vielen Dank für deine E-Mail.

  • vervolgens vraag je hem/haar hoe het met hem/haar gaat. 
  • wie geht es dir? Mir geht es (sehr) gut.

Slide 15 - Tekstslide

Je zegt dat je in
Oostenrijk bent

Slide 16 - Woordweb

Beispiel
Im Moment / Jetzt bin ich in Österreich. 

Slide 17 - Tekstslide

Je schrijft dat de natuur
heel mooi is

Slide 18 - Woordweb

Beispiel
Die Natur ist sehr schön.

Slide 19 - Tekstslide

je vertelt dat je vanmorgen
hebt gevoetbald

Slide 20 - Woordweb

Beispiel
Heute Morgen habe ich Fußball gespielt.

Slide 21 - Tekstslide

je schrijft dat je met je ouders kampeert
en dat jullie elke dag wandelen

Slide 22 - Woordweb

Beispiel
Ich zelte mit meinen Eltern und wir wandern jeden Tag.

Slide 23 - Tekstslide

Je schrijft dat het koud is en
dat jullie niet gaan barbecueën

Slide 24 - Woordweb

Beispiel
Es ist kalt / Das Wetter ist kalt und darum/deswegen/deshalb grillen wir nicht. 

Slide 25 - Tekstslide

Morgen wordt het sterk bewolkt
en gaat het regenen.

Slide 26 - Woordweb

Beispiel
Morgen wird es stark bewölkt und wird es regnen.

Slide 27 - Tekstslide

Vraag hoe de omgeving
bij je vriend/in er uitziet

Slide 28 - Woordweb

Beispiel
Wie sieht die Gegend/Umgebung bei dir aus?

Slide 29 - Tekstslide

Vraag of er bij hem/haar veel
rivieren en meren zijn

Slide 30 - Woordweb

Beispiel
Gibt es bei dir viele Flüsse und Seen? 

Slide 31 - Tekstslide

En vervolgens sluit je vaak als volgt af:
  • Je zegt dat je hoopt dat je snel weer een berichtje terug krijgt.
  • Ich hoffe, du schreibst mir bald zurück.

  • Je sluit af met een groet:
  • Ich wünsche dir alles Gute und Liebe
  • ....

Slide 32 - Tekstslide