Present simple

- Family tree
-I can write about my family (facts and habits/feiten en gewoontes).
- Present simple + practice together 
English 
8-9-2023
- Exercise 32-37 in your book
-Can I write about facts and habits?
None
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Family tree
-I can write about my family (facts and habits/feiten en gewoontes).
- Present simple + practice together 
English 
8-9-2023
- Exercise 32-37 in your book
-Can I write about facts and habits?
None

Slide 1 - Tekstslide

E Writing & Grammar
Go to page .. we are doing exercise 30

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Present simple

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de present simple denk jij?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd

Slide 5 - Quizvraag

Present Simple, welke zin denk jij staat in de tijd van nu ?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 6 - Quizvraag

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
we praten
jullie schrijven
zij studeren

we talk
you write
they study

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik fiets
jij loopt
hij eet
zij bevriest
het draagt
I cycle
you walk
he eatS
she freezES
it carrIES

Slide 8 - Tekstslide

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank (s, -x, -z, of -ch or -sh)
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 9 - Tekstslide

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y s, -x, -z, of -ch or -sh 
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker (a, u, o, i) -y
play
buy
playS
buyS

Slide 10 - Tekstslide


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 11 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 12 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 13 - Quizvraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 14 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 15 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 16 - Quizvraag

Eat
A
s
B
es
C
ies

Slide 17 - Quizvraag

Drink
A
s
B
es
C
ies

Slide 18 - Quizvraag

jump
A
s
B
es
C
ies

Slide 19 - Quizvraag

Fly
A
s
B
es
C
ies

Slide 20 - Quizvraag

search
A
s
B
es
C
ies

Slide 21 - Quizvraag

run
A
s
B
es
C
ies

Slide 22 - Quizvraag

cry
A
s
B
es
C
ies

Slide 23 - Quizvraag

dance
A
s
B
es
C
ies

Slide 24 - Quizvraag

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 25 - Open vraag

(to cry) present simple
The baby ..... .

Slide 26 - Open vraag

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 27 - Open vraag

(to watch) present simple
We ..... a nice film.

Slide 28 - Open vraag