Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan. Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen.
Heb je zijn aantekeningen? (bijvoeglijk)
Je kunt beter de hare gebruiken. (zelfstandig)
Bijvoeglijk: mijn, jouw (je), uw, zijn, haar, onze, ons, jullie, uw, hun.
Zelfstandig: de mijne, de jouwe, de uwe, de zijne, de hare, de onze, de uwe, de hunne. (Het lidwoord benoem je niet als bezittelijk vnw.)