2K Unit 1 Paragraph 2 v.a. opdr 6

 Unit 1 Paragraph 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Unit 1 Paragraph 2

Slide 1 - Tekstslide

Grammar: Meervoud (plurals)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

cat
A
cats
B
cates

Slide 4 - Quizvraag

bus
A
busis
B
buses

Slide 5 - Quizvraag

window
A
windowis
B
windows

Slide 6 - Quizvraag

tomato
A
tomatoes
B
tomatos

Slide 7 - Quizvraag

baby
A
babies
B
babys

Slide 8 - Quizvraag

calf
A
calfs
B
calves

Slide 9 - Quizvraag

city
A
citys
B
cities

Slide 10 - Quizvraag

candle

Slide 11 - Open vraag

wolf

Slide 12 - Open vraag

potato

Slide 13 - Open vraag

river

Slide 14 - Open vraag

berry

Slide 15 - Open vraag

Assignment 7,8,9
timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Wat doen bezittelijke voornaamwoorden?

Die geven bezit aan.

Je gebruikt ze dus om aan te geven dat iets van iemand is.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

jouw / uw

Slide 18 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

onze

Slide 19 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

zijn

Slide 20 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

mijn

Slide 21 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

haar

Slide 22 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

hun

Slide 23 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

jullie

Slide 24 - Open vraag

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord van...

dieren of dingen (bijv. computer)

Slide 25 - Open vraag

Bezittelijke voornaamwoorden
Een overzicht:

mijn                  my
jouw/uw          your
zijn                     his
haar                   her

Deze heb je gehad in de eerste klas!!!
zijn/haar (dingen)          its
onze                                  our
jullie                                   your
hun                                    their

Slide 26 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Dit zijn niet de enige bezittelijke voornaamwoorden.
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is. Kijk maar naar het voorbeeld hieronder.

Dat is mijn fiets.
Die fiets is van mij.

De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders.
Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk v.n.w.

Slide 27 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Dat is mijn fiets. 
That is my bike.

Die fiets is van mij.
That bike is mine.


Slide 28 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Wanneer je de 'van mij/jou/hem' manier gebruikt dan veranderd dus het bezittelijke voornaamwoord. Kijk maar eens goed naar dit overzicht.
van mij               mine
van jou/u          yours
van hem            his
van haar            hers


van zijn/haar (dingen)       
van ons                                  ours
van jullie                                yours
van hen                                  theirs

Slide 29 - Tekstslide

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

Is this cup ...
A
your
B
yours

Slide 30 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

The coffee is ...
A
mine
B
my

Slide 31 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

That dog is ...
A
hers
B
her

Slide 32 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

That food is ...
A
our
B
ours

Slide 33 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

Is that coffee ...?
A
their
B
theirs

Slide 34 - Quizvraag

Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:

ieeew there is a hair in my food!
It's dark so it must be ... !
A
his
B
hiss

Slide 35 - Quizvraag

Assignment 10,11,13

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide