Theme 3 + 4 recap
1 / 36
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Which grammar do you know best?
One and Ones
Used to
If-sentences
Summary of Tenses
Slide 4 - Poll
Which grammar is the most complicated?
One and Ones
Used to
If-sentences
Summary of Tenses
Slide 5 - Poll
Slide 6 - Tekstslide
One
Which rule is correct?
Which rule is correct?
A
Gebruik bij: enkelvoud
(of which, this, that)
B
Gebruik bij: enkelvoud
(of which, this, that)
Slide 7 - Quizvraag
Ones
Which rule is correct?
Which rule is correct?
A
Gebruik bij: enkelvoud
(of which, this, that)
B
Gebruik bij: enkelvoud
(of which, this, that)
Slide 8 - Quizvraag
If you buy two bottles of water, you get a third ______ free
A
one
B
ones
Slide 9 - Quizvraag
The new smartphones are much faster than the old ________
A
one
B
ones
Slide 10 - Quizvraag
I would like to have some cupcakes – the chocolate ________ look great.
A
one
B
ones
Slide 11 - Quizvraag
This drink is too warm. I'd like a much cooler ________.
A
one
B
ones
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Which sentence is correct?
A
I live in a flat when I used to was a child
B
I used to live in a flat when I was a child
Slide 14 - Quizvraag
Which sentence is correct?
A
They both used to have short hair
B
They used to both have short hair
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
If Sentence: FEIT
Which rule is correct?
Which rule is correct?
A
if + present simple
/ present simple
B
If + present simple /
will+ hele werkwoord
C
If + past simple /
would + hele werkwoord
Slide 17 - Quizvraag
If Sentence: WAARSCHIJNLIJK
Which rule is correct?
Which rule is correct?
A
if + present simple
/ present simple
B
If + present simple /
will+ hele werkwoord
C
If + past simple /
would + hele werkwoord
Slide 18 - Quizvraag
If Sentence: ONWAARSCHIJNLIJK
Which rule is correct?
Which rule is correct?
A
if + present simple
/ present simple
B
If + present simple /
will+ hele werkwoord
C
If + past simple /
would + hele werkwoord
Slide 19 - Quizvraag
People .... if they don't eat
A
will die
B
would die
C
die
Slide 20 - Quizvraag
If I inherited a billion dollars, I ............... to the moon.
A
will travel
B
would travel
C
travel
Slide 21 - Quizvraag
If you rest, you ..............better.
A
will feel
B
would feel
C
feel
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Sleep de vorm + regel naar de juiste tijd
Wanneer iets in het verleden is begonnen en je het resultaat nu merkt (nog bezig is)
I / you / we / they + hele werkwoord
He / she / it + hele werkwoord + -s
nu iets bezig is of afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd/plaats vast staat
I / you / we / they + have + voltooid deelwoord
He / she / it + has + voltooid deelwoord
Feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen, tijdschema's
am / is / are + hele werkwoord + -ing
Present simple
Present Continuous
Present Perfect
Slide 24 - Sleepvraag
Sleep de vorm + regel naar de juiste tijd
Nadruk ligt op duur: iets was in de verleden een tijdje aan de gang.
Had + voltooid deelwoord
In het verleden gebeurt en afgelopen
I / he / she / it + was + hele werkwoord + -ing
You / we / they + were + hele werkwoord + -ing
Aan te geven wanneer iets eerder gebeurt is dan iets anders
Regelmatig: hele werkwoord + -ed
Onregelmatig: 2e rijtje blz. 153
Past simple
Past Continuous
Past Perfect
Slide 25 - Sleepvraag
Sleep de vorm + regel naar de juiste tijd
Als iets in de toekomst van PLAN bent
am / is / are + going to + hele werkwoord
een voorspelling MET bewijs.
Will / won't + hele werkwoord
iets aanbieden, beloftes, aankondigingen, besluiten
een voorspelling ZONDER bewijs
Will
To be going to
Slide 26 - Sleepvraag
She was cooking dinner when we _________.
A
were arriving
B
had arrived
C
arrived
D
have arrived
Slide 27 - Quizvraag
The film ________(begin) at 9pm.
A
begins
B
will begin
C
is going to begin
D
is beginning
Slide 28 - Quizvraag
It ______ when I got up this morning.
A
had rained
B
has rained
C
were raining
D
was raining
Slide 29 - Quizvraag
When I got the airport I realized I ___________ my passport.
A
forgot
B
was forgetting
C
had forgotten
D
have forgotten
Slide 30 - Quizvraag
You need more apples for this pie. I______(go) to the shop and get some.
A
will go
B
am going
C
go
D
are going t
Slide 31 - Quizvraag
Who _______ your friend ______ to now?
A
is - talking
B
has - talked
C
talks - x
D
will - talk
Slide 32 - Quizvraag
Now:
which grammar do you know best?
which grammar do you know best?
One and Ones
Word order
If-sentences
Future
Slide 33 - Poll
Now:
which grammar is the most complicated?
which grammar is the most complicated?
One and Ones
Word order
If-sentences
Future
Slide 34 - Poll
How confident do you feel about the upcoming test after today's lesson?
😒🙁😐🙂😃
