Theme 3 + 4 recap

Good morning
Your real first name ONLY
(last name optional)
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Good morning
Your real first name ONLY
(last name optional)

Slide 1 - Tekstslide

Today:
Recap Grammar theme 3 + 4

Goal: understand ALL the grammar

Slide 2 - Tekstslide

TEST THEME 3 + 4
Next week: Tuesday 16th of February
All vocabulary
Adjectives + adverbs
One and Ones
Word order
If-sentences
Future



Slide 3 - Tekstslide

Which grammar do you know best?
Adjectives + Adverbs
One and Ones
Word order
If-sentences
Future

Slide 4 - Poll

Which grammar is the most complicated?
Adjectives + Adverbs
One and Ones
Word order
If-sentences
Future

Slide 5 - Poll

Adjectives + Adverbs
Bijvoeglijk naamwoord + bijwoord

Slide 6 - Tekstslide

Adjectives

Which rule is correct?
A
Beschrijft iets / iemand (hele ww)
B
Beschrijft HOE (meestal ww + -ly)

Slide 7 - Quizvraag

Adverbs

Which rule is correct?
A
Beschrijft iets / iemand (hele ww)
B
Beschrijft HOE (meestal ww + -ly)

Slide 8 - Quizvraag

Sue is a _________ girl.
A
careful
B
carefully

Slide 9 - Quizvraag

She climbed up the ladder _________.
A
careful
B
carefully

Slide 10 - Quizvraag

It's ________ cold today.
A
awful
B
awfully

Slide 11 - Quizvraag

The cold wind is _______.
A
awful
B
awfully

Slide 12 - Quizvraag

They learn English _______
A
easy
B
easily

Slide 13 - Quizvraag

They think English is an __________ language.
A
easy
B
easily

Slide 14 - Quizvraag

One + ones

Slide 15 - Tekstslide

One

Which rule is correct?
A
Gebruik bij: enkelvoud (of which, this, that)
B
Gebruik bij: enkelvoud (of which, this, that)

Slide 16 - Quizvraag

Ones

Which rule is correct?
A
Gebruik bij: enkelvoud (of which, this, that)
B
Gebruik bij: enkelvoud (of which, this, that)

Slide 17 - Quizvraag

If you buy two bottles of water, you get a third ______ free
A
one
B
ones

Slide 18 - Quizvraag

The new smartphones are much faster than the old ________
A
one
B
ones

Slide 19 - Quizvraag

I would like to have some cupcakes – the chocolate ________ look great.
A
one
B
ones

Slide 20 - Quizvraag

This drink is too warm. I'd like a much cooler ________.
A
one
B
ones

Slide 21 - Quizvraag

Word Order
Woordvolgorde

Slide 22 - Tekstslide

Finish the sentence:
Wat is de standaard regel voor woord volgorde?: Wie - doet - wat - ... - ...
A
waar - wanneer
B
wanneer - waar

Slide 23 - Quizvraag

was singing
a new song
He
this morning
in the shower
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer

Slide 24 - Sleepvraag

Put in the correct order:
has - Jack - always - breakfast - in the kitchen

Slide 25 - Open vraag

If-Sentences

Slide 26 - Tekstslide

If Sentence: FEIT

Which rule is correct?
A
if + present simple / present simple
B
If + present simple / will+ hele werkwoord
C
If + past simple / would + hele werkwoord

Slide 27 - Quizvraag

If Sentence: WAARSCHIJNLIJK

Which rule is correct?
A
if + present simple / present simple
B
If + present simple / will+ hele werkwoord
C
If + past simple / would + hele werkwoord

Slide 28 - Quizvraag

If Sentence: ONWAARSCHIJNLIJK

Which rule is correct?
A
if + present simple / present simple
B
If + present simple / will+ hele werkwoord
C
If + past simple / would + hele werkwoord

Slide 29 - Quizvraag

People .... if they don't eat
A
will die
B
would die
C
die

Slide 30 - Quizvraag

If I inherited a billion dollars, I ............... to the moon.
A
will travel
B
would travel
C
travel

Slide 31 - Quizvraag



If you rest, you ..............better.


A
will feel
B
would feel
C
feel

Slide 32 - Quizvraag

Future Tense
Toekomende Tijd

Slide 33 - Tekstslide

Future tense: Present Simple

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 34 - Quizvraag

Future tense: Present Simple

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 35 - Quizvraag

Future tense: Will

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 36 - Quizvraag

Future tense: Will

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 37 - Quizvraag

Future tense: Present Continuous

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 38 - Quizvraag

Future tense: Present Continuous

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 39 - Quizvraag

Future tense: To be going to

Wat is de vorm?
A
I / you / we / they = ww He / she / it = ww + s
B
am / is / are (not) + hele werkwoord + ing
C
Am / is / are + going to + hele werkwoord
D
Will of won't + hele werkwoord

Slide 40 - Quizvraag

Future tense: To be going to

Wanneer gebruiken?
A
Gebruik bij tijden (klok)
B
Gebruik bij afspraken met vaste tijd/plaats
C
Gebruik bij plannen of voorspelling met bewijs
D
Gebruik bij beloftes of voorspelling zonder bewijs

Slide 41 - Quizvraag

The film ________(begin) at 9pm.
A
begins
B
will begin
C
is going to begin
D
is beginning

Slide 42 - Quizvraag

>Why are you wearing that old dress?< I_________(act) in a play tonight.
A
will act
B
am acting
C
act
D
are going to act

Slide 43 - Quizvraag

You need more apples for this pie. I______(go) to the shop and get some.
A
will go
B
am going
C
go
D
are going t

Slide 44 - Quizvraag

Now:
which grammar do you know best?
Adjectives + Adverbs
One and Ones
Word order
If-sentences
Future

Slide 45 - Poll

Now:
Which grammar is the most complicated?
Adjectives + Adverbs
One and Ones
Word order
If-sentences
Future

Slide 46 - Poll

How confident do you feel about the upcoming test after today's lesson?
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Tomorrow:
Hopefully see you at school!

Check the tests theme 3 + 4
And we'll practice some more...

Slide 48 - Tekstslide