Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je signaalwoorden gebruikt
en kun je m.b.v. deze signaalwoorden vergelijkingen, tegenstelingen en redenen in een tekst herkennen
In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.
Terugblik Wat weten we nog van het gebruik van hoofdzaken,bijzaken en kernzinnen?
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken, wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
De kernzin is meestal de eerste of laatste zin van de alinea
Een mening herken je aan woorden, zoals
ik vind of volgens mij
Een argument herken je aan signaalwoorden
als
want
omdat
namelijk
In hoofdstuk3 heb je de verbanden voorbeeld, opsomming en volgorde van tijd geleerd. Andereverbanden en signaalwoorden zijn:
Vergelijking – Signaalwoorden: net zo als, even ... als, in vergelijkingmet, meer / groter / beter dan.
Bijvoorbeeld: Zijn T-shirts van Ben & Jerry’s net zo verantwoord als die vanH&M? Je vergelijkt de T-shirts van Ben & Jerry’s met die vanH&M.
Tegenstelling – Signaalwoorden: maar, toch, echter, hoewel, tegenover, daarstaat tegenover, aan de ene kant ... aan de andere kant.
Bijvoorbeeld:Die pizza ziet er lekker uit, maar hij isniet te eten.
Detegenstelling is: lekker ↔ niet te eten.
Reden – Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervooris.
Kijken en luisteren
Bijvoorbeeld: Ik lever mijn oude mobiel altijd in, want dat is beter voor het milieu.De reden is: het is goed voor het milieu.
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz.167
Maken opdr. 1 t/m 4
blz. 167 t/m 172
WERK NIET TE GEHAAST, MAAR NETJES!