In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je waar een schrijver rekening mee houdt als hij gaat schrijven en kun je erachter komen voor welk publiek een tekst geschreven is.
Terugblik :Wat weten we nog van het gebruik van hoofdzaken,bijzaken en kernzinnen?
De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken, wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.
De kernzin is meestal de eerste of laatste zin van de alinea
Vergelijking – Signaalwoorden: net zo als, even ... als, in vergelijkingmet, meer / groter / beter dan.
Tegenstelling – Signaalwoorden: maar, toch, echter, hoewel, tegenover, daarstaat tegenover, aan de ene kant ... aan de andere kant.
Reden – Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervooris.
Kijken en luisteren
Een schrijver wil meestal dat zijn tekst door een bepaalde groep mensen gelezen wordt: het publiek.
Bijvoorbeeld: jongeren, sportliefhebbers, ouderen. Een schrijver houdt bij het schrijven van de tekst rekening met het publiek.
Het onderwerp: een tekst over hiphop is bijvoorbeeld bedoeld voor jongeren. Een tekst over het schilderen van je huis is bedoeld voor volwassenen.
Het taalgebruik: teksten in jongerentijdschriften hebben bijvoorbeeld veel eigentijdse en nieuwe woorden.
Als een tekst voor jongeren is bedoeld, wordt de lezer met ‘je’ aangesproken.
In een tekst voor volwassen kan de lezer ook met ‘u’ aangesproken worden.
De bron (waar een tekst vandaan komt): een tekst in de Taptoe is voor kinderen bedoeld en een tekst in de Girlz! voor wat oudere meisjes.
De lay-out: in jongerentijdschriften zie je veel illustraties, grote koppen, veel kleuren en lettertypen.
Ingewikkelde teksten voor volwassenen zien er vaak saaier uit dan teksten voor jongeren.
Wat nu?
Voordat je aan de opdrachten begint, lees je eerst zelfstandig de theorie op blz.207
Maken opdr. 2 t/m 3
blz. 207 t/m 210
HUISWERK VOLGT
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................