In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
lesdoelen
Je hebt kennis en begrip van thema 1 en 2
Je hebt geoefend in examenvragen
Hoe behalen we de lesdoelen:
examenvragen nakijken
herhalen en quizen thema 1 en 2
Slide 1 - Tekstslide
Maak een foto van blz. 95 in je werkboek
Slide 2 - Open vraag
Cellen staan aan de basis
Slide 3 - Tekstslide
Levenskenmerken
Stofwisseling
Groei
Voortplanting
Reageren op prikkels
Slide 4 - Tekstslide
kern
chromosomen
cytoplasma
celmembraan
Slide 5 - Tekstslide
bacterie
schimmel
plant
dier
Slide 6 - Tekstslide
www.npo.nl
Slide 7 - Link
Zet van klein naar groot
A
Weefsel, cel, orgaan
B
cel, weefsel, orgaan
C
orgaan, cel, weefsel
D
cel, orgaan, weefsel
Slide 8 - Quizvraag
Bij een onderzoek van het darmslijmvlies van een patiënt worden behalve slijmvliescellen ook cellen van onverteerde plantenresten aangetroffen. Enkele delen in en om een cel kunnen zijn: celkern, celmembraan en celwand. Welk van deze delen heeft een plantencel wel, maar een cel uit het darmslijmvlies niet?
A
een celkern
B
een celmembraan
C
een celwand
Slide 9 - Quizvraag
Waar in een plantencel bevinden zich de bladgroenkorrels?
A
vacuole
B
cytoplasma
C
celwand
D
celkern
Slide 10 - Quizvraag
De micro-organismen in het verteringskanaal van een koe maken enzymen die cellulose uit het plantaardige voedsel afbreken. Waarin bevindt zich vooral veel cellulose?
A
bladgroenkorrels
B
celwand
C
celmembraan
D
cytoplasma
Slide 11 - Quizvraag
Voortplanting
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het doel van de reductiedeling (meiose)?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
In de celkern van een geslachtscel bevind zich een Y-chromosoom. Om welke geslachtscel gaat het?
A
eicel
B
zaadcel
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wat is de functie van de staart van een zaadcel?
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
In welk orgaan vind de bevruchting van de eicel met de zaadcel plaats?
A
baarmoeder
B
vagina
C
eileider
D
eierstok
Slide 24 - Quizvraag
Noem 3 betrouwbare voorbehoedsmiddelen
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld. Wat betekent dat?