Thema 6 Arm en Rijk Blok 1

Thema 6 Arm en Rijk
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Arm en Rijk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Blok 1
Wat leer je in blok 1?
  • De vier basisbehoeften en hoe deze gemeten worden
  • Je kan uitleggen wat het verschil is tussen kwalitatieve en kwantitatieve ondervoeding
  • Je kan een omschrijving geven van de huisvesting in arme landen
  • Je kan meerdere redenen noemen waarom mensen in arme landen veel kinderen krijgen.
  • Je kan uitleggen wat het geboorte- sterfte en zuigelingensterfte cijferhoudt. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
arm en rijk?

Slide 3 - Woordweb

Kijken: Drie op reis in de klas Buthan

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Grote verschillen
Armoede is een relatief begrip => Hoe arm of rijk je bent hangt af met wie je het vergelijkt: 
  • Als je iemand in Nederland die arm is en afhankelijk is van de voedselbank  vergelijkt met iemand die honger lijdt in Jemen (Afrika) is er een groot verschil. 

Armoede wordt bepaald door de mate waarin iemand kan voorzien in zijn basisbehoeften.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Basisbehoefte 1: Voedsel
In arme landen hebben mensen regelmatig te weinig voedsel en/ of er zijn hongersnoden. 
Te weinig voedsel noem je kwantitatieve ondervoeding 

(kwantiteit=hoeveelheid)

Slide 8 - Tekstslide

Basisbehoefte 1: Voedsel
In sommige  landen hebben mensen wel genoeg eten maar ze eten teveel van hetzelfde voedsel. Bijvoorbeeld alleen mais of rijst (of pizza's en taco's)

Te weinig gevarieerd voedsel=kwalitatieve ondervoeding 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Basisbehoefte 2: Huisvesting
Iedereen heeft onderdak nodig. 
Wat is een goed huis?
  • Een stevig gebouwd huis.
  • Voldoende ruimte.
  • Een toilet en afvoer.
  • Een kraan met schoon water

Slide 12 - Tekstslide

Basisbehoefte 2: Huisvesting
In veel landen trekken mensen naar de steden op zoek naar werk => Hoe heeft dit verschijnsel ookalweer? 

Veel mensen bouwen zelf woningen van afvalmaterialen in de buurt van de stad, zo onstaan enorme sloppenwijken.  

Slide 13 - Tekstslide

Als iemand alleen hamburgers bij McDonalds eet is dat erg ongezond. Dit is een voorbeeld van:
A
Kwalitatieve ondervoeding
B
Kwantitatieve ondervoeding
C
Vitamine ondervoeding
D
Algemene ondervoeding

Slide 14 - Quizvraag


De kinderen op deze foto hebben te maken met:
A
Ondervoeding
B
Kwalitatieve ondervoeding
C
Kwantitatieve ondervoeding

Slide 15 - Quizvraag

In sloppenwijken leven mensen in zelfgebouwde huizen. Welk probleem doet zich daar voor?
A
Problemen met veiligheid
B
Problemen met het riool
C
Problemen met schoon drinkwater
D
Alle eerder genoemde voorbeelden.

Slide 16 - Quizvraag

Basisbehoefte 3: Gezondheidszorg
Slechte voeding en geen of slechte huisvesting maken dat mensen sneller ziek worden.
  • In arme landen zijn minder artsen per inwoner. 
  • De afstand naar het ziekenhuis is groot
  • Mensen weten niet goed wanneer ze naar een arts moeten gaan.
  • Kennis over het voorkomen van ziektes (zoals Aids) is onvoldoende

Slide 17 - Tekstslide

Basisbehoefte 4: Onderwijs
Er zijn onvoldoende docenten en scholen. Gevolg =>In arme landen zijn veel mensen analfabeet. 

Voorlichting over ziektes, het leren van een beroep, het leren over bijvoorbeeld landbouw is erg lastig als iemand niet kan lezen. Onderwijs is dus erg belangrijk om armoede tegen te gaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Veel kinderen
In arme landen krijgen mensen vaak veel kinderen omdat:

  1. Kinderen kunnen geld verdienen voor het gezin.
  2. Kinderen kunnen later voor hun ouders zorgen.
  3. Veel kinderen geeft 'status' en aanzien.
  4. Er worden weinig voorbehoedsmiddelen gebruikt omdat deze duur zijn of omdat het geloof dit soms niet toestaat.
  5. De kinderstefte is hoog en daardoor nemen ouders 'extra' kinderen...

Slide 19 - Tekstslide

Armoede in  ontwikkelingslanden
  • Hoge werkloosheid => urbanisatie. (Te) veel mensen trekken naar de stad.
  • Onvoldoende schoon drinkwater en sanitair => veel ziektes zoals cholera en dysenterie 
  • Onvoldoende voedsel of onvoldoende afwisselende voeding.
  • Weinig scholen => hoog analfabetisme => weinig hoogopgeleiden.
  • Hoger geboorte dan sterftecijfer => de bevolking groeit heel hard=> grote druk op voedselproductie => tekort aan woningen etc. 

Slide 20 - Tekstslide

Vergelijken
Geboortecijfer = Het aantal geboortes per 1000 inwoners  
Sterftecijfer = Het aantal sterfgevallen per 1000 inwoners
Geboorteoverschot Wanneer er meer mensen geboren worden dan sterven 
 (Geboortecijfer - Sterftecijfer = Geboorteoverschot) 
 
Zuigelingensterfte is het aantal kinderen dat sterft voordat het 1 jaar wordt. 

Slide 21 - Tekstslide

Welvaart en welzijn 
Welvaart is de mate waarin je in je (materiële)  behoeften kan voorzien. Denk aan voedsel, meubels, kleding  etc. 
Welzijn is de mate waarin je in je gelukkig bent en hoe prettig de levensomstandigheden zijn. Dus heb je vrienden en familie? Ben je gelukkig?  Voel je je veilig? Welzijn is lastig te meten maar we kennen wel de Happy Planet Index (HPI)

Als mensen arm zijn zijn ze dus niet persé ongelukkig. Denk aan 3 op Reis over Buthan! 

Slide 22 - Tekstslide

Welvaart vergelijken
Bruto Nationaal Product (BNP)
Het inkomen van een land noem je het Bruto Nationaal Product (BNP).
 Een land met heel veel inwoners heeft natuurlijk een groter inkomen 
dan een land met heel weinig inwoners. 

BNP per hoofd
Het gemiddelde inkomen per inwoner. 
BNP : het aantal inwoners = BNP per hoofd

Slide 23 - Tekstslide

Welvaart vergelijken
Maar ook het BNP vertelt niet alles. Dit is een gemiddelde:
  • In veel landen zijn hele rijke en hele arme mensen
  • Veel mensen in arme landen verbouwen hun eigen voedsel > telt niet mee voor BNP
  • Er is in arme landen vaak een grote informele sector (= mensen met een baantje die geen belasting betalen)
  • De koopkracht (= wat je kan kopen met je geld) is per land verschillend. In ontwikkelingslanden zijn de prijzen vaak lager. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat heb jij allemaal geleerd deze les?

Slide 26 - Open vraag

Wat heb je nog niet zo goed begrepen en waar wil je nog graag meer uitleg over?

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag! 
Blok 1 Armoede
Uitleg blok 1
Lezen blz 118 en 121 in je tekstboek
Maken opdracht  1, 3, 5,  6, 7, 8, 10, 11, 14, 19, 21, 22, 23, 26

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link