1.1 wat wil je kopen

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

HOOFDSTUK 1

Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen

ECONOMIE

"de wetenschap die zich bezighoudt met de keuze die mensen maken om in hun behoeften te voorzien"

Economie: Grieks oikos (huis) en nomos (regel)

Alles wat met geld en handel te maken heeft. 

Waar denk je aan bij economie?

0

Lesdoelen

Na deze les :

• weet je welke behoeften er zijn 
  
• kun je het verschil aangeven tussen directe ruil en indirecte ruil
• weet je wat goederen en diensten zijn
  
• weet je wat een consument is
• weet je hoe je het Euro teken gebruikt en hoe je het gemiddelde berekend

Aan het werk

Boek Verdieping Economie 

H1 Verstandig Kopen 

Maken: Introductie

Lesdoel

• weet je welke behoeften er zijn 

Behoefte is wat je nodig hebt. Welke 3 basisbehoeften heeft een mens?

Behoefte

• Basisbehoeften
  - voedsel/drinken
  - kleding
  - onderdak
  - soms worden ook zorg en onderwijs nog genoemd
• De rest zijn overige en luxe behoeften

Wat is een behoefte?

1. Je mist iets dat je wel graag wilt hebben
2. Zin in iets hebben
3. Ergens geen zin in hebben
4. Dat je alles al hebt

Wat geldt voor een overige behoefte

1. Die is absoluut noodzakelijk
2. Daar kan ik niet zonder
3. Die heb ik af en toe nodig om te leven
4. Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Woonruimte is een overige behoefte.

1. Juist
2. Onjuist

Wat voor een behoefte is een spijkerbroek?

1. Basisbehoeften
2. Overige behoeften

Aan het werk

Boek Verdieping Economie 

H1 Verstandig Kopen 

Maken 1.1 Wat wil je kopen?

Opdracht 1 t/m 4

Lesdoel

• Je kan het verschil aangeven tussen directe en indirecte ruil.

Ruilen

Directe ruil = het ruilen van spullen voor spullen, 

voorbeeld: 3 zakken graan voor een varken.

Indirecte ruil = het ruilen van spullen voor geld. 

Lesdoel

• weet je wat goederen en diensten zijn

Goederen en Diensten

Voorzien in je behoeften

Goederen zijn tastbaar

Verbruiksgoederen : zijn op na gebruik (brood, tandpasta)

Gebruiksgoederen : gaan vaker mee (tosti apparaat, borstel)

Diensten zijn niet tastbaar

- de glazenwasser die de ramen zeemt
- de fietsenmaker die je fiets maakt

Goederen kun je vasthouden

1. Juist
2. Onjuist

Je volgt autorijles. Valt dit onder goederen of diensten?

1. Goederen
2. Diensten

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn

1. verbruiksgoederen
2. gebruiksgoederen
3. goede goederen
4. langeduur goederen

Aan het werk

Ga naar:

PleinM VMBO KGT 1 Verdieping Economie

H1 Verstandig kopen

Maak 1.1 Wat wil je kopen?

Opdracht 5 t/m 9

Lesdoel

• weet je wat een consument is

Consument

Als je iets koopt om in je behoefte te voorzien dan heet dat CONSUMEREN

de persoon die dat koopt heet CONSUMENT

Als jezelf in je eigen behoefte voorziet (zelf kleding maken, je eigen moestuin) dan heet dat ZELFVOORZIENING

Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien, noemen we...

1. Zelfvoorziening
2. Consument
3. Consumeren
4. Basisbehoefte

Consumeren betekent: een behoefte bevredigen

1. Waar
2. Niet waar

Zelfvoorziening komt meestal voor in gebieden die

1. rijk zijn
2. ontwikkeld zijn
3. arm zijn

Wat betekent zelfvoorziening?

1. Produceren door een winkel
2. Anderen produceren voor jou
3. Je produceert zelf wat nodig is
4. Produceren samen met anderen

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?

1. een laptop kopen
2. in de moestuin werken
3. cupcakes bakken
4. huiswerk maken

Lesdoel

• weet je hoe je het Euro teken gebruikt en hoe je het gemiddelde berekend

Hoe schrijf je vier euro en hoe tien euro en vijftig cent? (in cijfers!)

tien euro en vijftig cent

€ 10,50

vier euro

€ 4,00    of
€ 4,-       of

€ 4             

Gemiddelde uitrekenen

FORMULE gemiddelde = 

Totaal gedeeld door het aantal
voorbeeld:

je haalt een 7, een 5, en een 9 voor economie

je gemiddelde is dan : totaal (7+5+9) delen door aantal (3)

21 / 3 = 7

7 is het gemiddelde!! 

Wat is het gemiddelde?

1. 5
2. 2
3. 3
4. 4

Op welke manier reken je een gemiddelde uit?

1. Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door tien.
2. Als je alle getallen optelt, dan heb je het gemiddelde.
3. Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door het aantal getallen.
4. Het hoogste en het laagste getal weg te strepen en de overige getallen op te tellen.

Samenvatting

• welke behoeften zijn er
• wat zijn goederen en diensten
• wat is een consument
• hoe schrijf je een getal met een Euro teken 
• hoe bereken je het gemiddelde 

Aan de slag

Maak:

1.1 Wat wil je kopen

Opdrachten t/m 13