Les 2 van spelling algemeen lASSo3

Nederlands 26-03
- stillezen
- Uitleg paragraaf 2
- Zelfstandig werken
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 26-03
- stillezen
- Uitleg paragraaf 2
- Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Hoe voel je je als ik zeg dat we het gaan hebben over trema, apostrof, accenten en cedille?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Doel van de les
Ik weet wat een trema, apostrof, cedille en accenten zijn en kan deze op de juiste manier toepassen bij woorden. 

Slide 3 - Tekstslide

Trema -> "
Het trema gebruik je:
- om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: beïnvloeden, Indiër, reeën, variëren
-->  er is dus geen trema nodig in: beantwoord, deodorant, ontdooiing;

- in sommige leenwoorden: fröbelen, kür, patiënt.
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: auto-eigenaar, bio-economie, maffia-achtig.

Slide 4 - Tekstslide

Trema of geen trema?
A
geinstalleerd
B
geïnstalleerd

Slide 5 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
gekopïeerd
B
gekopieerd

Slide 6 - Quizvraag

Trema of geen trema?

A
ingredienten
B
ingrediënten

Slide 7 - Quizvraag

Trema of geen trema?

A
verfraaiïng
B
verfraaiing

Slide 8 - Quizvraag

Trema of geen trema?

A
zeeëgel
B
zee-egel

Slide 9 - Quizvraag

Apostrof -> '
De apostrof gebruik je:
- Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y: buggy’s, Emma’s boek, ski’s;
--> er is dus geen apostrof nodig in: Lines tas, loverboys, niveaus;


- Als weglatingsteken: Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens;


- in afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, sms’je, wc’s;


- in verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: pony’tje (maar: spraytje).

Slide 10 - Tekstslide

Apostrof of niet?


A
pony'tje
B
ponytje
C
ponietje

Slide 11 - Quizvraag

Apostrof of niet?
A
cdtje
B
cd'tje

Slide 12 - Quizvraag

apostrof of niet?
A
autootje
B
auto'tje

Slide 13 - Quizvraag

apostrof of niet?
A
opas glas
B
opa's glas

Slide 14 - Quizvraag

apostrof of niet?
A
s-Hertogenbosch
B
's-Hertogenbosch
C
s'-Hertogenbosch

Slide 15 - Quizvraag

apostrof of niet?
A
displaytje
B
display'tje

Slide 16 - Quizvraag

Accenten -> é, è en ê
Er zijn drie accenten; ze komen bijna alleen voor op de letter e:
1. accent aigu: café, passé;
2. accent grave: caissière, fin de siècle;
3. accent circonflexe: gemêleerd, moment suprême.
Veel minder vaak komen ze voor op andere letters:
– twee à drie schepjes, maître


Het accent aigu wordt ook gebruikt om een woord(deel) te benadrukken. Het staat dan op alle klinkers van de lettergreep, behalve als het om drie opeenvolgende klinkers gaat: dan krijgen alleen de eerste twee klinkers een klemtoonteken (móói, ééuw).
– Sander heeft geen twéé fietsen, maar drie! 

Slide 17 - Tekstslide

Waar is de accent aigu gebruikt?
A
café
B
crèche
C
enquête

Slide 18 - Quizvraag

Waar is de accent grave gebruikt?
A
decolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 19 - Quizvraag

Waar is de accent circonflexe gebruikt?
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 20 - Quizvraag

Accent aigu of accent grave?
sate
A
accent aigu: saté
B
accent grave: satè
C
Beide: sàté
D
Geen van allen

Slide 21 - Quizvraag

Accent aigu, accent grave accent circonflexe?
creme
A
accent aigu: créme
B
accent grave: crème
C
accent circonflexe: crême
D
Geen van allen: creme

Slide 22 - Quizvraag

Cedille -> ç 
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, François, reçu.

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (cacao, clubrecord, cursus). 

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een cedille?(ç)
A
altijd als de c als s moet worden uitgesproken
B
altijd voor een a, o of u
C
als de c als s moet worden uitgesproken voor een e
D
als de c als s moet worden uitgesproken voor een a, o of u

Slide 24 - Quizvraag

Waar zijn de cedilles goed gebruikt?
A
curaçao, Française, cacao
B
curaçao, Française, caçao
C
curacao, Francaise, cacao
D
curaçao, Française, caçao

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf de woorden goed:
creme fraiche knieen
reunie tvs
ampere opas

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag
Voor woensdag af: 
HAVO Herhaling leerjaar 2 opdr. 3,4,5 + Paragraaf 2 opdr. 1 t/m 3
VWO Herhaling leerjaar 2 opdr. 2,3,4 + Paragraaf 2 opdr. 1 en 3

Slide 27 - Tekstslide

Hoe voel je je als ik zeg dat we het gaan hebben over trema, apostrof, accenten en cedille?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll