Week 47
1 / 37
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Maak een zin met een van de nieuwe woorden
Slide 11 - Open vraag
Maak een zin met een van de nieuwe woorden
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Lukken
mislukken
Slide 14 - Sleepvraag
Maak een zin met: lukken
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Maak een zin met het werkwoord: landen
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Als het vliegtuig is geland, kan ik ...
A
aan boord
B
van boord
Slide 19 - Quizvraag
Als de piloot .... is, kan het vliegtuig vertrekken.
A
aan boord
B
van boord
Slide 20 - Quizvraag
Als de kapitein .... is, dan moet iedereen op het schip naar hem luisteren.
A
aan boord
B
van boord
Slide 21 - Quizvraag
Als ik .... ben, kan ik mijn koffer met kleren gaan zoeken..
A
aan boord
B
van boord
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
Morgen ga ik naar Amsterdam.
Morgen ga ik naar Amsterdam.
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 24 - Quizvraag
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
De raket werd gelanceerd toen ik op school was.
De raket werd gelanceerd toen ik op school was.
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 25 - Quizvraag
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
De kapitein gaat na de lunch aan boord van het schip.
De kapitein gaat na de lunch aan boord van het schip.
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 26 - Quizvraag
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
De juf heeft de technische opdracht net uitgelegd
De juf heeft de technische opdracht net uitgelegd
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 27 - Quizvraag
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
De taart is helemaal mislukt.
De taart is helemaal mislukt.
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 28 - Quizvraag
Gaat ze in over het verleden of over de toekomst?
Ik denk dat het gaat lukken om op tijd te komen.
Ik denk dat het gaat lukken om op tijd te komen.
A
de toekomst
B
het verleden
Slide 29 - Quizvraag
Schrijf een zin over de toekomst
Slide 30 - Open vraag
Schrijf een zin over het verleden
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Schrijf een verhaal van 3 zinnen over een lancering.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
Welke woorden horen bij: technisch?
Slide 35 - Woordweb
Slide 36 - Tekstslide
Schrijf een zin met: de bedoeling
