paragraaf 2.1 Rijn en Maas

Hoofdstuk 2; Nederland rivierenland
Par. 1: Rijn en Maas
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2; Nederland rivierenland
Par. 1: Rijn en Maas

Slide 1 - Tekstslide

Het verval in de bovenloop is .... en in de benedenloop ....
A
klein, groot
B
groot, gemiddeld,
C
klein, gemiddeld
D
groot, klein

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het verval van een rivier?
A
hoeveelheid water (m³/s)
B
stroomsnelheid (m/s)
C
hoogteverschil langs de rivier (m)
D
schommelingen in de afvoer

Slide 3 - Quizvraag

Hoogteverschil per km
Hoogteverschil tussen 2 punten
Neerleggen van stenen, grind, zand en klei
Weinig verval, lage stroomsnelheid
Verval
Verhang
Benedenloop
Sedimentatie

Slide 4 - Sleepvraag

timer
1:00
Bovenloop
Verhang
Gelijkmatig regiem
Piekafvoer
Waterscheiding
Stroomstelsel
Debiet op zijn hoogst
Gemengde rivier
Groot verval
Verval per km.
Bij-, zij- en hoofdrivier
Reliëf in het landschap

Slide 5 - Sleepvraag

Lesdoelen
  • je kunt de kenmerken van het stroomgebied van de Maas en de Rijn  beschrijven.
  • Je weet uit welke onderdelen het stroomstelsel  en het stroomgebied bestaan.
  • je weet wat een waterscheiding is.
  • je kunt een waterscheiding op de kaart herkennen.
  • Je kunt de riviermonding van een delta en een estuarium herkennen op een kaart.
  • je weet hoe het verschil in vorm tussen beide mondingen ontstaat.

Slide 6 - Tekstslide

Stroomgebied,
stroomstelsel en water-scheiding.

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding en
beantwoord de vraag.
A
A-B-C
B
A-C-B
C
B-A-C
D
C-A-B

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Delta= ontstaat door afzetting rivierslib bij uitmonden in de zee.
Estuarium = zeearm waar eb en vloed afzetting van rivierslib voorkomen en dus geen delta ontstaat.

Slide 11 - Tekstslide

De bovenloop van de rijn heeft een:
A
Lage stroomsnelheid, weinig erosie
B
Hoge stroomsnelheid, weinig erosie
C
Hoge stroomsnelheid, veel erosie
D
Lage stroomsnelheid, veel erosie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de relatie tussen stroomgebied en debiet?
Hoe beantwoord je zo'n vraag? 
Stap 1: Noteer beide definities 

Stroomgebied: gebied dat al z'n water afvoert op 1 hoofdrivier. 
Debiet: De hoeveelheid water die wordt afgevoerd in m3/sec 

Relatie, antwoord:
Hoe groter het stroomgebied, hoe groter het debiet.

Slide 14 - Tekstslide

Rijn:
  • grote rivier/groter debiet
  •  (gemengde rivier)
  • vertakt zich bij Lobith (NL)
  • water verdeelt zich
  • Pannerdens kanaal
  • Waal, IJssel
  • naar Noordzee of IJsselmeer
  • 3 mnd per jaar te weinig water via de Rijn.
  • stuwen nodig
Maas:
  • kleine rivier/kleiner debiet
  •  (regenrivier)
  • Grensmaas (België en NL)
  • grotendeels onbedijkt
  • ondiep voor scheepvaart
  • Julianakanaal

Slide 15 - Tekstslide

Rol stuw in rivier
  • regelen waterpeil stroomopwaarts
  • veiligstellen watertoevoer naar IJsselmeer.
  • bevaarbaar houden rivier

Slide 16 - Tekstslide

rivier in woestijn; klein debiet, groot regiem
tropisch regenwoud; groot debiet, klein regiem
onregelmatig regiem; onstabiel klimaat

Slide 17 - Tekstslide