H2.3

Welkom  
economen!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom  
economen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Je weet welke verschillende leningen zijn er?
  • Je weet welke redenen mensen hebben om geld te lenen (leenmotieven)
  • Je weet wanneer neem je welke lening neemt
  • Je kunt berekenen hoeveel een lening kost (kredietkosten)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

In de aflevering komen verschillende methodes naar voren om schulden te voorkomen en om jongeren met schulden te helpen. Welke vind jij de belangrijkste/ beste?
Leg uit waarom.

Slide 4 - Open vraag

Welke redenen kun je hebben om geld te lenen?

Slide 5 - Woordweb

Leenmotieven = Redenen om geld te lenen.

  • Aanschaf van duurzame consumptiegoederen 
  • Opvang van tijdelijke tekorten (schulden)
  • Opvang van calamiteiten (tegenvallers)
  • Aanschaffen van een huis (hypotheek)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 8 - Tekstslide

Vormen van consumptiefkrediet
- Persoonlijke lening 
(aflossen in vooraf afgesproken termijnen)

- Doorlopend krediet 
(betaal je ook in maandtermijnen terug,
maar het afgeloste bedrag kun je weer opnemen)

- Salariskrediet
(tot een bepaald bedrag in het rood → hangt van je salaris af)

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke lening (kosten berekenen)

Stap 1: Hoeveel moet ik terugbetalen?

Formule = termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


Stap 2: Hoeveel moet ik aan rente betalen?

Formule = totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 10 - Tekstslide

Kredietkosten: rekenvraag
  • Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

  • Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680                                      
  • Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
  • Kredietkosten                           =€      680

Slide 11 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Voor veel mensen de grootste lening
  • Voor een gebouw
  • Het huis of de grond dient als onderpand

Slide 12 - Tekstslide

Maken h2.3
Maken h2.3. Klaar? Maken samenvatting. 

timer
20:00

Slide 13 - Tekstslide

Noem een kredietvorm.

Slide 14 - Open vraag

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
Een extra lening
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 15 - Quizvraag

Welke redenen zijn er om te lenen?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een persoonlijke lening of een doorlopend krediet?

Slide 17 - Open vraag

Welke rente is hoger?
A
de spaarrente
B
de kredietrente

Slide 18 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de totale kosten?
A
€2000
B
€2200
C
€2300
D
€2400

Slide 19 - Quizvraag

Je leent €1.000 met een looptijd van twee jaar en betaalt in maandtermijnen van €100,-. Wat zijn de kredietkosten?
A
€1000
B
€1200
C
€1300
D
€1400

Slide 20 - Quizvraag

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Je weet welke verschillende leningen zijn er?
  • Je weet welke redenen mensen hebben om geld te lenen (leenmotieven)
  • Je weet wanneer neem je welke lening neemt
  • Je kunt berekenen hoeveel een lening kost (kredietkosten)

Slide 21 - Tekstslide

In welke mate is het lesdoel behaalt?
0100

Slide 22 - Poll

Heb je nog vragen/ iets nodig?

Slide 23 - Open vraag