In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
De Basis van ICT: Hoe werkt een computer?
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
- Aan het einde van de les zullen jullie de basiskennis van ICT begrijpen - Jullie zullen leren hoe een computer werkt
Slide 2 - Tekstslide
- Vertel de leerlingen dat aan het einde van de les ze de basiskennis van ICT moeten begrijpen
- Verduidelijk dat ze moeten leren hoe een computer werkt
Wat weet je al over Basiskennis ICT en hoe een computer werkt?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is ICT?
ICT staat voor Informatie- en Communicatietechnologie. Het omvat alle technologieën die worden gebruikt om informatie op te slaan, te verzenden en te verwerken.
Slide 4 - Tekstslide
- Leg uit dat ICT staat voor Informatie- en Communicatietechnologie
- Bespreek dat ICT technologieën gebruikt om informatie op te slaan, verzenden en verwerken
Onderdelen van een computer
Een computer bestaat uit verschillende onderdelen, zoals de CPU, het moederbord, het geheugen, de harde schijf, het beeldscherm en de invoer- en uitvoerapparaten.
Slide 5 - Tekstslide
- Toon afbeeldingen van de verschillende onderdelen van een computer
- Bespreek de rol van elke component
Hoe werkt een computer?
Een computer werkt door informatie te verwerken met behulp van de CPU en het geheugen. Het besturingssysteem en de software zorgen ervoor dat de computer taken uitvoert en gegevens verwerkt.
Slide 6 - Tekstslide
- Leg uit dat de computer informatie verwerkt met behulp van de CPU en het geheugen
- Bespreek de rol van het besturingssysteem en de software
Software en hardware
Software verwijst naar de programma's en gegevens die op een computer worden gebruikt, terwijl hardware de fysieke componenten van een computer zijn.
Slide 7 - Tekstslide
- Bespreek het verschil tussen software en hardware
- Vraag de leerlingen om voorbeelden van software en hardware te noemen
Besturingssystemen
Een besturingssysteem is de software die de computer beheert en zorgt voor de communicatie tussen hardware en software. Voorbeelden van besturingssystemen zijn Windows, macOS en Linux.
Slide 8 - Tekstslide
- Bespreek de rol van een besturingssysteem
- Benadruk dat er verschillende besturingssystemen zijn
Invoer- en uitvoerapparaten
Invoerapparaten worden gebruikt om gegevens in een computer in te voeren, zoals een toetsenbord en een muis. Uitvoerapparaten worden gebruikt om gegevens van een computer weer te geven, zoals een beeldscherm en een printer.
Slide 9 - Tekstslide
- Toon afbeeldingen van invoer- en uitvoerapparaten
- Bespreek de functie van elk apparaat
Samenvatting
- ICT staat voor Informatie- en Communicatietechnologie - Een computer bestaat uit verschillende onderdelen - Een computer verwerkt informatie met behulp van de CPU en het geheugen - Software en hardware zijn essentiële onderdelen van een computer - Besturingssystemen beheren de computer - Invoer- en uitvoerapparaten worden gebruikt om gegevens in te voeren en weer te geven
Slide 10 - Tekstslide
- Ga de belangrijkste punten van de les nogmaals langs
- Vraag de leerlingen om vragen te stellen als er iets niet duidelijk is
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.