Oefenopdrachten 3g

Staatsinrichting 
van Nederland


Quiz
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Staatsinrichting 
van Nederland


Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wie zitten er in de regering?
A
Koning en staatssecretarissen
B
Ministers en staatssecretarissen
C
Koning en ministers
D
Het Kabinet

Slide 3 - Quizvraag

Wie zitten er in het kabinet??
A
Koning en staatssecretarissen
B
Ministers en staatssecretarissen
C
Koning en ministers
D
Koning, ministers en staatssecretarissen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is géén taak van de koning?
A
Een handtekening zetten onder alle wetten
B
Overleggen met de minister-president
C
Meehelpen met het maken van wetten
D
het landvertegenwoordigen

Slide 5 - Quizvraag

Waar mag het Nederlandse volk niet voor stemmen d.m.v. directe verkiezingen?
A
Europees Parlement
B
Waterschap
C
Eerste Kamer
D
Gemeenteraad

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet de minister-president
A
Voorzitter als de ministers vergaderen
B
Werkt samen met kabinet
C
Samen met de koning regeren

Slide 7 - Quizvraag

Heeft de koning macht
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Wie hebben de hoogste macht in de trias Politica
A
Het parlement
B
Ministers
C
Rechters
D
De koning

Slide 9 - Quizvraag

Het indienen van een wetsvoorstel.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 10 - Quizvraag

Bij welke macht hoort de koning?
A
Wetgevende macht
B
Uitvoerende macht
C
Rechtsprekende macht
D
Adellijke macht

Slide 11 - Quizvraag

Een wijziging van een wetsvoorstel indienen.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een staatssecretaris?
A
Maakt de wetten
B
Helpt de ministers
C
Presenteert de miljoenennota

Slide 13 - Quizvraag

Hierin wordt een uitleg gegeven van de plannen die de regering heeft voor het komende jaar
A
Miljoenennota
B
Prinsjesdag
C
Troonrede

Slide 14 - Quizvraag

Bij welk recht hoort:
Een minister voor een spoeddebat naar de kamer roepen.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 19 - Quizvraag

Wat hoort bij socialisme?
A
Gelijkheid, algemeen kiesrecht, verdeling rijkdom
B
Gelijkheid, geloof, ieder voor zich, algemeen kiesrecht
C
Arbeiders, geloof, armoede, sociale kwestie
D
Arbeiders, vereniging, schoolstrijd, overheid

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 21 - Quizvraag

Wie heeft in Nederland de wetgevende macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters

Slide 22 - Quizvraag

Wie heeft in Nederland de uitvoerende macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters

Slide 23 - Quizvraag

Wie heeft in Nederland de rechterlijke macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters

Slide 24 - Quizvraag

Wie is er niet betrokken bij het maken van een wet?
A
Het parlement
B
De koning
C
De regering
D
De gemeenteraad

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen parlementair recht? Recht van..............
A
Interpellatie
B
Amendement
C
Censureren
D
Initiatief

Slide 26 - Quizvraag