Spreekwoorden/ Uitdrukkingen

Welkom bij de les Nederlands
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij de les Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Weet je meer over spreekwoorden
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden
  • Kun je spreekwoorden uitbeelden

Slide 2 - Tekstslide

Welke spreekwoorden herken je in de volgende video?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?

Slide 5 - Open vraag

Welke spreekwoorden ken je zelf nog meer?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Link

Verschil spreekwoorden en uitdrukkingen
  • Een spreekwoord is een vaste zin met een wijsheid of tip.
    Bijvoorbeeld: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. 

  • Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken.
    Bijvoorbeeld: vlinders in je buik hebben. 

Slide 8 - Tekstslide

 Spreekwoorden 

  • Een spreekwoord is onveranderlijk (verandert nooit).
  • Je gebruikt dus altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde
  • Een spreekwoord is bovendien altijd een mededeling, geen vraag. 
  • Het werkwoord (de persoonsvorm) staat in de tegenwoordige tijd (als er een persoonsvorm aanwezig is). Meestal is een spreekwoord een algemene levenswijsheid: zo gaat het nu eenmaal in de wereld. 
  • Voorbeelden van spreekwoorden zijn: ‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’


Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen:

Slide 10 - Tekstslide

Moet je een spreekwoord
letterlijk of figuurlijk nemen?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag


zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
iets verzinnen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 12 - Quizvraag


samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 13 - Quizvraag


door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 14 - Quizvraag


met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem

Slide 15 - Quizvraag


maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
van iets kleins een groot probleem maken

Slide 16 - Quizvraag


alles weer koek en ei
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem

Slide 17 - Quizvraag


niet bij elkaar onder de plak zitten
A
iemand respecteren hoe hij is
B
niet de macht over elkaar hebben
C
is het goed tussen die twee
D
sterk overdrijven

Slide 18 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Doen alsof je neus __
A
snuit
B
kriebelt
C
bloedt
D
niest

Slide 19 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Door de mand __
A
kennen
B
stoppen
C
vallen
D
hangen

Slide 20 - Quizvraag

Maak de uitdrukking af:

Uit je duim __
A
komen
B
zuigen
C
kennen
D
meten

Slide 21 - Quizvraag


Wie goed doet, goed ontmoet
Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Honger is een scherp zwaard.

Slide 22 - Open vraag


De beste stuurlui staan aan wal.
Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Ieder huisje heeft zijn kruisje.

Slide 23 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Eén zwaluw maakt nog geen zomer.

Slide 24 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Wie wat bewaart, die heeft wat.

Slide 25 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Achter de wolken schijnt de zon.

Slide 26 - Open vraag

Wat zou dit spreekwoord betekenen?

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Link