taal, thema 3, les 2 (groep 6)

samenstellingen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Welke samenstelling staat er nog meer in de zin?

Inge stopt een briefje in de achterzak van haar spijkerbroek.
(schrijf op als som: achter+zak)

Slide 2 - Open vraag

spijker + broek

Het woordje SPIJKER is een:
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

spijker + broek

Het woordje BROEK is een:
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Welke samenstelling staat er in de zin?

De hokjes zijn op de bovenverdieping
(schrijf op als som: ....+....)

Slide 5 - Open vraag

boven + verdieping

Het woordje BOVEN is een:
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

boven + verdieping

Het woordje VERDIEPING is een:
A
voorzetsel
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Taal
Doel: Weten wat een samenstelling is, en de woordsoorten in de samenstelling kunnen benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde woorden zijn bijvoorbeeld.


broodtrommel: brood + trommel
dagboek: dag + boek
Fietsbel: fiets + bel
deurmat: deur + mat

Weet je nog?
Tekst

Slide 9 - Tekstslide

Woordsoorten
Er bestaan verschillende woordsoorten:
 
-werkwoord (dingen die je kunt doen: lopen, dansen)
-zelfstandig naamwoord (een mens,dier,ding: kast
-bijvoeglijk naamwoord (zegt wat over zelfst. nawoord: rode, kleine, vreemde) 
-voorzetsel (kooiwoorden: op, in, tussen, achter)

Slide 10 - Tekstslide

Soorten samenstellingen
-zeilboot: zeil (zn)+ boot (zn)
-zuurkool: zuur (bn) + kool (zn)
-slaapkamer: slaap (ww) + kamer (zn)
-uitgang: uit (vz) + gang (zn)

Tip: Het laatste woord is meestal 
een zelfstandig naamwoord!

Slide 11 - Tekstslide

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
schenkstroop?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
plattegrond?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
achterzak?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
spijkerbroek?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
hoofdstad?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
uitverkoop?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
spaargeld?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
grootmoeder?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
overhemd?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
regenboog?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
sneltrein?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
wasgoed?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
voordeur?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 24 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
deurklink?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 25 - Quizvraag

Wat voor een soort woord is het eerste deel van de samenstelling:
oorsmeer?
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 26 - Quizvraag

Doel behaald?
Doel: Weten wat een samenstelling is, en de woordsoorten in de samenstelling kunnen benoemen.

Slide 27 - Tekstslide

+
+
+
+
+
Binnenstad =
Loopplank =
Snelweg =
Grootvader =
Paardenstaart =
Zelfstandignaamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Bijvoeglijk naamwoord
Bovenverdieping =
+
binnen
stad
loop
plank
groot
vader
paarden
staart
snel
weg
boven
verdieping
zn
bn
vz
ww
zn
bn
vz
zn
zn
zn
zn
zn

Slide 28 - Sleepvraag

Wat ging er goed tijdens deze les?

Slide 29 - Open vraag