Leerdoel: Ik kan uitleggen welke nieuwe bevolkingsgroepen naar Noord-Amerika kwamen, wat hun motieven waren en hoe deze een nieuw bestaan opbouwden.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leerdoel: Ik kan uitleggen welke nieuwe bevolkingsgroepen naar Noord-Amerika kwamen, wat hun motieven waren en hoe deze een nieuw bestaan opbouwden.
Slide 1 - Tekstslide
Nieuw Nederland en Nieuw Amsterdam
Uit de Republiek, Engeland en Frankrijk kwamen steeds meer kolonisten in Amerika en dat zorgde voor meer conflicten met de indianen en onderling.
1647 WIC benoemd Peter Stuyvesant tot gouverneur van Nieuw Nederland. Hij bouwde muren en een fort ter verdediging kolonie tegen indianen, maakte afspraken met Engelsen over grenzen hun dorpen.
Inwoners Nieuw Amsterdam kregen meer invloed op bestuur en functies daarin, de stad bloeide economisch enorm.
Slide 2 - Tekstslide
Kolonisten
Oorzaken migratie naar Noord-Amerika: Armoede en de hoop op rijkdommen zoals goud, zilver.
Probleem: edelmetalen waren er nauwelijks, overleven kon alleen door handel met indianen of boerenbedrijf opzetten voor voedselproductie.
Kolonisten vonden dat er grond genoeg was, pakten die veelal af van indianen die hier geen toestemming voor werd gevraagd. Tabaksteelt was mogelijk en de handel in bont leverde veel op in Europa.
Slide 3 - Tekstslide
Gereformeerde kerk enige toegestane kerk in Nieuw Nederland. Kolonisten uit Engeland waren echter Anglicaans , katholieken, puriteinen en quakers (strenge protestanten) en wilden vrij zijn om hun geloof te belijden en trokken naar Nieuw Nederland. Joden trokken ook naar Amerika.
Peter Stuyvesant wilde geen andere geloofsgroepen en weerde die voor rust en orde.
Slide 4 - Tekstslide
WIC wilde veel mensen voor handel, geld verdienen en stond iedereen eigen geloof en kerk toe.
Na 1640 sterke bevolkingsgroei, toch arbeids tekorten=> gevolg blanke contractslaven. Na je contracttijd kreeg je je vrijheid en kon je eigen bedrijf beginnen. Waren vaak mensen die ergens voor veroordeeld waren. (kon van brood stelen, tot moord).
Slide 5 - Tekstslide
Indianen en hoe hun manier van leven werd verwoest door de kolonisten uit Europa
De Europese kolonisten verjaagden de indianen van hun grondgebieden met geweld.
Indianen leefden van de jacht en het verzamelen van voedsel. Sommige stammen in het oosten leefden van de landbouw en bezaten grond. Soms had de stam het en verdeelde het, soms had elk lid van de stam eigen deel. Privébezit kenden indianen bijna niet m.b.t. grond.
Veel indianen stierven door Europese ziektes en gevechten met kolonisten.
Slide 6 - Tekstslide
Verhouding kolonisten en indianen verslechterde sterk. Indianen kregen onderling conflicten omdat Europeanen veel pelzen van dieren wilden. Die ruilden ze met de indianen tegen kostbare metalen gebruiksvoorwerpen, drank en wapens. Daarom gingen indianen ook in elkaars gebieden jagen op plesdieren.
Indianen die aan landbouw deden verhuisden naar gebieden aan rivieroevers om zo beter met de kolonisten te kunnen handelen.
Slide 7 - Tekstslide
indianen aanval op kolonisten omdat ze verdreven worden van land
kunst van indianen
Slide 8 - Tekstslide
Gevolgen:
Indianen verdrongen indianen
Er kwamen onderlinge oorlogen, waarbij de stammen met Europese wapens en gebruiksvoorwerpen in het voordeel waren.
Kolonisten speelden stammen tegen elkaar uit om er zelf beter van te worden.
Slide 9 - Tekstslide
Afro-Amerikanen
Op de plantages in Noord-Amerika ontstonden arbeids tekorten, want indianen waren niet gewend aan zware werk. Missionarissen wilden ook niet dat ze daar werkten, maar christelijk werden.
Gevolg: slavenhandel en slavernij van Afrikanen, die moesten zware werk maar gaan doen.
Europeanen gingen aan slavenhandel doen op enorme schaal. Eerst kregen ze werk als contractarbeiders werk.
Slide 10 - Tekstslide
Rond 1660 kwamen de Slave Codes=> erkenning slavernij en kinderen zouden bezit worden van hun meester. Vrije Afro-Amerikanen werden weer slaaf omdat ze opgepakt werden door plantage-bezitters of slavenhandelaren.
De slaven werkten vooral op de plantages voor tabak-, suikerriet-, rijst- en katoenplantages.